Van onze advocaat contractenrecht. De Rechtbank Amsterdam heeft op 18 september 2017 uitspraak gedaan over de vraag of een matiging van de contractuele boete die verschuldigd was omdat werd afgezien van het kopen van een woning naar redelijkheid en billijkheid gerechtvaardigd was.

Een man verzoekt matiging van de boete die hij verschuldigd is omdat hij afziet van het kopen van een woning. De kantonrechter bepaalde dat hij de verkoper van de Amsterdamse woning toch de volle ruim 14.000 euro (10 procent van de aankoopprijs) moet betalen, zoals bepaald in de koopovereenkomst.

Matiging van de contractuele boete?

Ingevolge artikel 6:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een beroep op matiging toewijsbaar indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist.

Deze maatstaf brengt mee dat matiging alleen aan de orde is als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt.

Dat is hier niet het geval. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst had het eiser voldoende duidelijk moeten zijn dat, wanneer hij de woning niet kon afnemen, hij een boete van 10% verschuldigd zou zijn. Dat dit ook zo was, blijkt wel uit de omstandigheid dat hij een financieringsvoorbehoud heeft bedongen ter voorkoming van een boete als hij de financiering niet rond kreeg en dat dit voorbehoud uiteindelijk, op zijn verzoek, met een week is verlengd. Dat hij desondanks heeft besloten een tweede hypotheekaanvraag te doen, waardoor zijn financiering na de termijn voor het financieringsvoorbehoud alsnog werd ingetrokken, is onvoldoende reden om tot matiging over te gaan. Zoals hiervoor besproken, ook als dat in een impuls is gebeurd, is dat aan zijn eigen schuld te wijten en op zichzelf geen reden voor matiging.

Ook de omstandigheid dat eiser of zijn gemachtigde vanaf 29 september 2016 in overleg is getreden met gedaagde over het feit dat hij niet kon afnemen, is geen reden tot matiging. Dat eiser tot 29 september 2016 op vakantie in Polen verbleef en daardoor niet eerder kon reageren, maakt het voorgaande evenmin anders.

De advocaat van eiser stelt verder dat gedaagde geen schade heeft geleden ten gevolge van zijn tekortkoming. Gedaagde heeft daartegenover echter voldoende gemotiveerd dat hij inspanningen heeft moeten verrichten om de woning opnieuw in de verkoop te zetten nadat de koop één dag voor de levering was afgeketst en dat hij in de periode tot aan de verkoop enige schade heeft geleden omdat de kosten van de woning doorliepen terwijl hij bij zijn vriendin was ingetrokken en ook meedeelde in haar kosten.

De omstandigheid dat gedaagde zijn woning uiteindelijk voor € 10.000,- meer dan de aanvankelijke verkoopprijs heeft kunnen verkopen, maakt niet dat kan worden geconcludeerd dat de billijkheid klaarblijkelijk matiging eist. Daarbij is in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat eiser niet in staat is het boetebedrag te betalen, dan wel dat betaling leidt tot onoverkomelijke problemen.

Gevolg van het bovenstaande is dat de vorderingen van eiser worden afgewezen en dat hij wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de koop van onroerend goed of over de matiging van een contractuele boete op grond van de redelijkheid en billijkheid, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.