Van onze advocaat erfrecht. De Rechtbank Noord-Holland heeft op 25 juli 2018 uitspraak gedaan over de vraag of de bankopnames tijdens het leven van de erflaatster onrechtmatig waren.

Erflaatster was voldoende in staat haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen, en zij heeft dochters nimmer ter verantwoording geroepen of aangegeven niet met de bankopnames in te stemmen

Het conflict tussen partijen spitst zich toe op de jaren 2008 tot en met 2012 toen erflaatster nog zelfstandig woonde en nog niet onder beschermingsbewind was geplaatst.

In deze periode was vader overleden en hadden de dochters, anders dan de zonen, intensief contact met erflaatster en hadden zij ook de beschikking over de bankpassen van erflaatster.

De zonen voeren aan dat in die periode grote bedragen (tot een totaal van € 48.814,-) van de bankrekening van erflaatster zijn betaald voor goederen die niet voor erflaatster maar voor de dochters bestemd waren.

Tevens werden in die periode hoge bedragen via de pinautomaat opgenomen (tot een totaal van € 56.205,-), welke bedragen niet zijn te rijmen met de leefomstandigheden van erflaatster en dus ook aan de dochters ten goede moeten zijn gekomen.

De zonen stellen dat de dochters de genoemde bedragen aan de boedel dienen te voldoen.

Daartoe stellen zij dat de dochters jegens erflaatster (en vervolgens jegens de zonen als opvolgers van erflaatster onder algemene titel) onrechtmatig hebben gehandeld door zich zonder toestemming van erflaatster deze bedragen toe te eigenen; dat erflaatster onverschuldigd heeft betaald en dat de dochters ongerechtvaardigd zijn verrijkt nu zij zich deze bedragen zonder toestemming van erflaatster hebben toegeëigend; voor zover de dochters beschikten over enige machtiging, zij gehouden waren om rekening en verantwoording af te leggen en zij bij gebreke daarvan slecht financieel beheer hebben gevoerd, hetgeen onrechtmatig is; voor zover sprake zou zijn van schenkingen aan de dochters, deze hebben plaatsgevonden door misbruik van omstandigheden.

De dochters betwisten het voorgaande.

De opnames en betalingen van de rekening van erflaatster hebben steeds met haar medeweten en goedkeuring plaatsgevonden. Voor zover het niet ging om uitgaven ten behoeve van erflaatster zelf, betroffen de uitgaven schenkingen.

De door de zonen aangevoerde grondslagen onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking berusten op hun stelling dat erflaatster met de betalingen en pinopnames vanaf haar bankrekeningen niet had ingestemd, althans dat zij vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat was om haar vermogensrechtelijke belangen zelf naar behoren te behartigen, althans haar financiën te overzien.

Ter onderbouwing van deze stelling voeren de zonen aan dat het vermogen van erflaatster in de periode vanaf 2008 tot haar overlijden aanzienlijk is afgenomen, dat de betalingen niet aan erflaatster ten goede zijn gekomen omdat deze niet passen bij iemand van haar leeftijd dan wel, blijkens de omschrijvingen, voor de dochters bestemd waren en dat het uitgavenpatroon veel hoger was dan gebruikelijk.

Voorts hebben de zonen aangevoerd dat erflaatster na het overlijden van haar echtgenoot depressief is geraakt en dat zij te kampen kreeg met een alcoholverslaving. Blijkens het genoemde onderzoek was haar geheugen slecht. Nadat zij in 2010 was behandeld wegens keelkanker, is haar spraakvermogen ernstig achteruit gegaan. Uiteindelijk is zij in 2012 opgenomen in een verpleegtehuis.

De dochters betwisten dat de uitgaven zonder instemming van erflaatster hebben plaatsgevonden en dat zij niet meer in staat was haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

Zij hebben de uitgaven die in de periode 2008 tot en met 2012 zijn gedaan zoveel mogelijk toegelicht, terwijl ook uit de bankafschriften kan worden afgeleid waarop de betalingen betrekking hadden. Voor zover het niet ging om uitgaven ten behoeve van erflaatster zelf, was volgens hen sprake van schenkingen aan onder meer de dochters zelf, de kleinkinderen en een goede vriendin van erflaatster. Voorts zijn door erflaatster kosten vergoed die de dochters maakten in verband met de door hen verleende (intensieve) mantelzorg. De pinopnames zagen op de kosten van de huishouding, waaronder de huishoudelijke hulp die twee keer per week kwam en € 50,- per keer kostte.

Voor wat betreft de geestelijke vermogens van erflaatster voeren de dochters aan dat zij kort na het overlijden van haar echtgenoot inderdaad een alcoholprobleem had, maar dat dit maar enige maanden heeft geduurd. Daarna was zij tot haar dood geheelonthouder. Zij was in staat zelfstandig te functioneren en had voldoende begrip van haar financiën. Weliswaar gingen haar geestelijke vermogens langzamerhand achteruit, maar toen zij in 2012 naar een verpleegtehuis verhuisde was dat, vanwege het toen beschikbaar komen van een kamer, eerder dan strikt noodzakelijk was. Toen erflaatster echt geen inzicht meer in haar financiën had, is zij op instigatie van de dochters onder beschermingsbewind geplaatst.

Bankopnames bij leven erflaatster onrechtmatig? Bewijs. Afleggen van rekening en verantwoording?

De rechter oordeelt als volgt.

Gesteld noch gebleken is dat erflaatster op enig moment aan de zonen (of één van hen) kenbaar heeft gemaakt dat zij niet instemde met betalingen en pinopnamen van haar bankrekening.

Uit de door de zonen aangevoerde omstandigheden kan, gelet op hetgeen de dochters ter betwisting hebben aangevoerd, evenmin worden afgeleid dat erflaatster niet instemde met de betreffende uitgaven.

Dat erflaatster er in de laatste jaren van haar leven voor koos in te teren op haar vermogen en zij daarbij wellicht andere keuzes maakte dan voorheen het geval was, kan niet leiden tot de conclusie dat zij met de uitgaven niet instemde. Er was immers geen reden meer om nog te sparen voor een onzekere toekomst.

Ook uit de omstandigheid dat de dochters in die laatste jaren meer hebben geprofiteerd van de uitgaven van erflaatster dan de zonen, kan voormelde conclusie niet worden getrokken.

De dochters zagen erflaatster nu eenmaal veel en verleenden intensieve mantelzorg, hetgeen van de zonen niet kan worden gezegd. Net zoals kinderen niet allemaal hun ouders op dezelfde manier behandelen, hoeven ouders hun kinderen niet allemaal op gelijke wijze te behandelen.

De zonen hebben evenmin voldoende onderbouwd dat erflaatster niet meer in staat was haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen en te overzien en dat zij, indien ze die vermogens nog wel had gehad, een andere keuze zou hebben gemaakt.

Uit het genoemde rapport volgt weliswaar dat sprake was van een algehele cognitieve achteruitgang in het kader van alcoholmisbruik, maar niet dat erflaatster niet meer in staat was haar financiële belangen te overzien. Verbetering van de situatie werd blijkens dit rapport niet uitgesloten. Een terugval in alcoholmisbruik zou de situatie doen verergeren, maar vast staat dat erflaatster geheelonthouder is geworden en gebleven.

Bovendien was erflaatster circa een jaar na dit onderzoek in staat om haar testament te laten opmaken, althans heeft de notaris bij die gelegenheid kennelijk geen aanleiding gezien om zijn ministerie te weigeren. De lichamelijke en geestelijke vermogens zijn uiteindelijk wel zodanig achteruit gegaan dat opname in een verpleegtehuis aangewezen was, maar niet lang daarna is erflaatster op instigatie van de dochters onder beschermingsbewind gesteld.

Uit hetgeen de zonen hebben aangevoerd kan onvoldoende worden afgeleid dat erflaatster voordien niet meer in staat was haar financiële situatie te overzien, althans in zodanige situatie verkeerde dat de dochters daarvan misbruik hebben gemaakt. Uit niets blijkt verder dat de bestedingen die ten laste van erflaatster zijn gedaan niet overeenkomstig haar wil zijn geweest.

Gelet op het voorgaande kunnen de vorderingen voor zover deze zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen dan wel ongerechtvaardigde verrijking niet slagen.

De zonen hebben voorts nog aangevoerd dat de dochters gehouden waren rekening en verantwoording af te leggen over het door hen gevoerde financiële beheer. Nu zij dat hebben nagelaten, handelen zij onrechtmatig. De dochters hebben dit betwist.

Er van uitgaande dat de dochters door erflaatster waren gevolmachtigd om haar financiële belangen te behartigen en uitgaven van haar bankrekening te doen, geldt dat gesteld noch gebleken is dat erflaatster bij leven de dochters ter verantwoording heeft geroepen omtrent de wijze waarop zij zich van hun taak hebben gekweten.

Onder die omstandigheid hebben de zonen als erfgenamen evenmin het recht om de dochters ter verantwoording te roepen.

Overigens hebben de dochters rekening en verantwoording afgelegd in die zin dat de administratie van erflaatster (inclusief alle bankafschriften) aan de zonen ter beschikking is gesteld en zij waar mogelijk de uitgaven hebben toegelicht. Van onrechtmatig financieel beheer is dus geen sprake.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een erfenis, over een volmacht, over een gezamenlijke bankrekening in een nalatenschap, over het onttrekken van gelden uit de nalatenschap, over onrechtmatige geldopnames tijdens het leven van de erflater of over het afleggen van rekening en verantwoording in het erfrecht, belt u dan gerust onze advocaat erfrecht op 020-3980150.