De Rechtbank Noord-Nederland heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de berekening van de legitieme in verband met de waardebepaling van een woning uit de nalatenschap. Was sprake van een gift?

De erfgenamen zijn verdeeld over de omvang van de nalatenschappen van vader en van moeder en over de omvang van de giften die bij de berekening van de legitieme porties moeten worden betrokken.

De rechter zal hieronder de verschillende posten, waarover verschil van mening bestaat, bespreken.

Wat betreft de informatieverplichting van de executeur merkt de rechter vooraf het volgende op. [

De gedaagde zal als executeur in de nalatenschap van moeder inzage en afschrift moeten verschaffen van alle bescheiden die de legitimarissen voor de berekening van hun legitieme portie behoeven.

Ook zal de executeur hen desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen dienen te verstrekken (artikel 4:78 lid 1 BW).

Tevens dient de executeur een boedelbeschrijving op te maken en op basis daarvan de schulden te voldoen en de vorderingen te innen.

Ook voor wat betreft de nalatenschap van vader zal de executeur inlichtingen moeten verstrekken aan de mede erfgenamen (artikel 3:166 lid 3 BW in samenhang gelezen met de artikelen 4:148 en 4:78 BW).

Op basis van deze inlichtingen moet de legitimaris in staat zijn om de legitieme porties te berekenen en te vorderen.

Berekening van de legitieme. Waarde van de woning bij de vaststelling van de legitieme. WOZ-waarde? Gift?

De rechter oordeelt als volgt.

Niet in geschil is dat de legitimaris bij de verkoop van de woonboerderij, in ieder geval voor wat betreft de kwijtschelding van een deel van de lening, is bevoordeeld en dat dit als een gift moet worden aangemerkt, die bij de berekening van de legitieme porties moet worden betrokken.

Blijkens de door executeur opgestelde boedelbeschrijvingen gaat het hier om twee schenkingen van elk € 111.500,00.

De vraag is of ook voor wat betreft de koopprijs sprake is van bevoordeling van de legitimaris, die als gift moet worden aangemerkt. Volgens de advocaat van de legitimaris is dat niet het geval omdat de woonboerderij voor een reële prijs, te weten de WOZ-waarde, is verkocht.

Volgens de advocaat van de erfgenamen is dat wel het geval omdat geen sprake was van een reële koopprijs. De werkelijke waarde lag volgens de advocaat van de erfgenamen hoger dan de WOZ-waarde, waarbij de advocaat zich beroept op een taxatie van de makelaar waarin de marktwaarde van de woonboerderij vrij van gebruik voor de peildatum 2010 is getaxeerd op € 500.000,00 en onder bezwaar van gebruik en bewoning op € 450.000,00 (50%) of € 400.000,00 (100%).

De rechter overweegt dat als gift wordt aangemerkt iedere handeling die er toe strekt dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt (artikel 7:187, lid 2, BW).

Hiervoor is niet alleen vereist dat er sprake is van bevoordeling, maar ook de wil tot bevoordeling. De gever moet de bedoeling hebben om de ontvanger te verrijken. Deze bevoordelingsbedoeling moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld (vgl. Hoge Raad, 15 juni 1994, NJ 1995/577 en Hoge Raad, 12 juli 2002, PHR:2002:AD7272).

Naar het oordeel van de rechter zijn er onvoldoende aanwijzingen dat vader en moeder de bedoeling hadden de legitimaris bij de verkoop van de boerderij nog meer te bevoordelen dan de genoemde kwijtschelding van een deel van de lening.

Weliswaar staat in de verklaring die vader en moeder bij de notaris hebben afgelegd dat zij de woonboerderij zo voordelig mogelijk willen overdragen aan de legitimaris en dat zij slechts € 100.000,00 hoeven te ontvangen naast een levenslang woonrecht op de boerderij, maar bij het bepalen van de verkoopprijs hebben zij aansluiting gezocht bij de op dat moment geldende WOZ-waarden.

Voor wat betreft de bepaling van de koopprijs blijkt hieruit geen bedoeling tot bevoordeling van de legitimaris.

Het had op de weg van de erfgenamen gelegen om aan te tonen dat de WOZ-waarde geen juiste waarde was en dat vader en moeder zich daarvan bewust waren of hadden moeten zijn.

Dit laatste hebben de erfgenamen niet aangetoond. Dat de makelaar de woonboerderij tegen de peildatum van 2010 hoger heeft getaxeerd, duidt er op dat vader en moeder wellicht bij vrije verkoop een hogere prijs hadden kunnen ontvangen, maar dat wil nog niet zeggen dat vader en moeder bij het bepalen van de koopprijs zich hiervan bewust waren en evenmin dat zij ook beoogden om de legitimaris aldus te bevoordelen.

De erfgenamen hebben geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit de bevoordelingsbedoeling kan worden afgeleid. Ook de bewoning van de woonboerderij door de legitimaris kan naar het oordeel van de rechter niet als een gift worden aangemerkt. Er is door de erfgenamen onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat door de inwoning van de legitimaris sprake was van verarming bij vader en moeder.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat legitieme over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat legitieme op 020-3980150.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website van ons advocatenkantoor. Klik dan hier.