Van onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 uitspraak gedaan over bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht. Franchiseovereenkomst met vennootschap was voortijdig beëindigd. Was de bestuurder naast de vennootschap aansprakelijk voor de gemiste vergoeding?

De externe aansprakelijkheid van een bestuurder

Met betrekking tot de externe aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap op grond van artikel 2:9 BW in samenhang met artikel 6:162 BW, de resterende grondslag voor de vordering van S jegens appellante, onderscheidt het hof de volgende twee situaties.

1- Indien een bestuurder van een vennootschap in naam van de vennootschap verplichtingen is aangegaan, terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen en geen verhaal zal bieden voor de als gevolg van de niet-nakoming door de wederpartij te lijden schade, zal in het algemeen – behoudens door de bestuurder aan te voeren, zijn handelwijze rechtvaardigende of verontschuldigende omstandigheden – moeten worden aangenomen dat de bestuurder een zodanig verwijt treft dat hij persoonlijk jegens de wederpartij van de vennootschap aansprakelijk is op grond van onrechtmatig handelen.

2- Indien een bestuurder van een vennootschap wordt verweten te hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap een eerder door haar aangegane overeenkomst niet nakomt en daardoor aan de wederpartij van de vennootschap schade berokkent kan sprake zijn van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder. Het zal dan van de concrete omstandigheden van het geval afhangen of het aan de bestuurder te maken verwijt voldoende ernstig is om hem persoonlijk aansprakelijk te houden. Van een dergelijk verwijt zal in ieder geval sprake zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad

De advocaat van S heeft haar dagvaarding in eerste aanleg gesteld dat appellante de enige persoon is die handelt binnen Beheer BV, dat zij degene was die de overeenkomst (al dan niet voor Beheer BV) aanging en degene die de cursussen diende te geven en daarmee moedwillig inhoudelijk geen aanvang heeft genomen en daardoor S schade heeft berokkend. Daarbij heeft S onder meer verwezen naar HR 18 februari 2000 (HR:2000:AA4873). Bij conclusie van antwoord heeft de advocaat van appellante hiertegen aangevoerd dat zij niet de bedoeling heeft gehad door middel van haar besloten vennootschap verplichtingen aan te gaan

De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat het verweer van appellante een ander leerstuk betreft dan waarop S zich baseert zodat het verweer van appellante onvoldoende gemotiveerd is en de vordering jegens appellante daarom in beginsel toewijsbaar is. In het eindvonnis van 8 oktober 2014 is dit oordeel gehandhaafd.

Onder verwijzing naar het hiervoor vermelde onderscheid stelt het hof vast dat het oordeel van de rechtbank erop neerkomt dat de advocaat van S de bestuurdersaansprakelijkheid van appellante baseerde op de stelling dat situatie (2) zich in dit geval voordoet, terwijl appellante dit (alleen) bestreed met het verweer dat situatie (1) zich niet voordoet. In hoger beroep heeft appellante in de toelichting op de grief haar verweer aangevuld en het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis van 27 juli 2011 aangevochten. Volgens de advocaat van appellante mag er op grond van onrechtmatige daad niet te snel tot bestuurdersaansprakelijkheid worden geconcludeerd. Volgens appellante diende zij het belang van Beheer BV te dienen en met het oog daarop te stoppen met de franchiseovereenkomst aangezien voor Beheer BV louter verlies in het verschiet lag. Voor bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is volgens appellante onvoldoende aanleiding.

Met dit verweer heeft appellante in hoger beroep alsnog de door S aangevoerde grondslag voor bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld onder (2) voldoende gemotiveerd weersproken. De advocaat van appellante heeft in ieder geval gelijk met haar verweer dat niet te snel op grond van onrechtmatige daad tot bestuurdersaansprakelijkheid mag worden geconcludeerd. Van de kant van S is hier niet op gereageerd, zodat een nadere onderbouwing van haar kant dat en waarom het aan appellante te maken verwijt voldoende ernstig is om haar persoonlijk aansprakelijk te houden, ontbreekt. Zonder een dergelijke nadere onderbouwing biedt hetgeen S is haar dagvaarding in eerste aanleg hierover naar voren heeft gebracht onvoldoende basis voor aansprakelijkheid van appellante naast Beheer BV. Dit betekent dat grief 2 slaagt.

Door S zijn in eerste aanleg naast de hiervoor vermelde grondslagen voor mogelijke aansprakelijkheid van appellante naast Beheer BV die niet tot aansprakelijkheid van appellante leiden, geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, op grond van de devolutieve werking van het appel aan de orde gekomen, tot toewijsbaarheid van haar vorderingen jegens appellante kunnen leiden. Dit betekent dat de tussenvonnissen en het eindvonnis, voor zover gewezen tussen S en appellante, niet in stand kunnen blijven en dat de vorderingen van S jegens appellante afgewezen worden. Dit betekent dat de grief slaagt en dat beide andere grieven geen bespreking behoeven.

In de conclusie van haar memorie van grieven vordert appellante naast afwijzing van de vorderingen van S vernietiging van de franchiseovereenkomst onder verwijzing naar de schadestaatprocedure. In eerste aanleg vorderde appellante in de conclusie van haar conclusie van antwoord vernietiging van de overeenkomst tussen haar en S op grond van de wilsgebreken dwaling en bedrog. In het midden kan blijven wat appellante hiermee precies beoogde aangezien uit het voorgaande blijkt dat van een franchiseovereenkomst tussen S en appellante geen sprake is zodat vernietiging daarvan door appellante ook niet aan de orde is.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u vragen over een franchiseovereenkomst, over de bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht, over wanprestatie in het contractenrecht of over een onrechtmatige daad, belt u dan gerust onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid op 020-3980150.