De Advocaat-Generaal bij het Parket bij de Hoge Raad heeft op 11 maart 2022 de vraag besproken of een uitkering aan een echtgenote uit hoofde van een natuurlijke verbintenis als een quasi-legaat beschouwd diende te worden.

Het gaat in deze zaak over de vraag of een vordering op de nalatenschap uit hoofde van art. 6 van de met erflater overeengekomen huwelijkse voorwaarden kan worden aangemerkt als een quasi-legaat in de zin van art. 4:126 lid 1 jo. lid 2, onder c, BW.

Art. 6 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt kort gezegd dat, mede ter nakoming van zijn natuurlijke verbintenis tot verzorging en onderhoud van zijn echtgenote, erflater bij het einde van het huwelijk door overlijden en bij het einde van het huwelijk anders dan door overlijden, verplicht was aan zijn echtgenote uit te keren een bedrag van € 500.000, te vermeerderen met € 100.000 voor elk jaar dat het huwelijk zou voortduren, tot een maximum van € 1.000.000.

Erflater is overleden in 2017, vlak voordat een beschikking zou worden gegeven in de door zijn echtgenote aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure.

In cassatie rijst de vraag of het hof terecht heeft geoordeeld dat voor de situatie dat het huwelijk is geëindigd door overlijden geldt dat de verbintenis in art. 6 van de huwelijkse voorwaarden de strekking heeft eerst na het overlijden van erflater te worden nagekomen, zodat art. 6 van de huwelijkse voorwaarden kwalificeert als een quasi-legaat.

Erfrecht. Beding in huwelijkse voorwaarden. Uitkering aan echtgenote uit hoofde van een natuurlijke verbintenis. Is sprake van een quasi-legaat?

De A-G concludeert als volgt.

Bij de bespreking van de klachten stel ik het volgende voorop.

Art. 4:126 lid 1 BW bepaalt dat een schenking of andere gift, voor zover deze de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker of gever wordt uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, voor inkorting en vermindering wordt gelijkgesteld aan een legaat ten laste van de gezamenlijke erfgenamen.

Art. 4:126 lid 2 verklaart deze bepaling van overeenkomstige toepassing op – vanuit erfrechtelijk perspectief – verwante rechtshandelingen, waaronder de omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare. Art. 4:126 BW luidt als volgt:

‘1. Een schenking of andere gift wordt, voor zover deze de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker of gever wordt uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker of gever is uitgevoerd, voor de toepassing van hetgeen in dit Boek is bepaald betreffende inkorting en vermindering aangemerkt als een legaat ten laste van de gezamenlijke erfgenamen. In afwijking van de artikelen 87 lid 2 en 120 lid 3 komt de schenking of andere gift, indien daarbij niet anders is bepaald, als laatste voor inkorting en vermindering in aanmerking. Kan de schenking of andere gift tot aan het overlijden van de schenker of gever worden herroepen, dan mist de tweede zin toepassing.

2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op:

a. een beding dat een goed van een der partijen onder opschortende voorwaarde of onder opschortende tijdsbepaling zonder redelijke tegenprestatie op een ander overgaat of kan overgaan, voor zover het beding wordt toegepast in geval van overlijden van degene aan wie het goed toebehoort; wederkerigheid van het beding geldt niet als tegenprestatie;

b. een begunstiging bij een sommenverzekering, voor zover de uitkering die door het overlijden van de verzekeringnemer verschuldigd wordt, als een gift geldt;

c. een omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare, voor zover deze de strekking heeft dat de verbintenis pas na het overlijden van de schuldenaar zal worden nagekomen, en deze verbintenis niet reeds tijdens diens leven is nagekomen.

3. De artikelen 66 en 68 zijn van overeenkomstige toepassing.’

De door art. 4:126 BW bestreken rechtshandelingen worden aangemerkt als quasi-legaten.

Quasi-legaten hebben met legaten gemeen dat de erflater bij leven geen teruggang in zijn vermogen ervaart.

De ratio van art. 4:126 BW is het voorkomen dat de dwingende regels van erfrecht worden doorkruist door beschikking over de nalatenschap bij overeenkomst in plaats van bij uiterste wilsbeschikking, hetgeen immers tot uitholling van de legitimaire massa en benadeling van de overige schuldeisers van de nalatenschap zou kunnen leiden. 

In de rangorderegeling van art. 4:7 BW zijn schulden uit legaten (art. 4:7 lid 1, onder h, BW) en quasi-legaten (art. 4:7 lid 1, onder i, BW) achtergesteld op schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan, voor zover niet begrepen onder i (art. 4:7 lid 1, onder a, BW).

De ratio van art. 4:126 BW brengt mee dat slechts sprake is van een quasi-legaat in het geval dat deze de strekking heeft over een nog niet opengevallen (deel van de) nalatenschap te beschikken, oftewel de strekking heeft dat de verbintenis pas na het overlijden van de schuldenaar zal worden uitgevoerd (lid 1), toegepast (lid 2, onder a) of nagekomen (lid 2, onder c).

In cassatie staat de betekenis van dit strekkingsvereiste centraal.

Art. 4:126 BW is tegelijk ingevoerd met de regeling van de zogenaamde ‘schenking ter zake des doods’. 

Art. 7:177 lid 1 BW bepaalt over een dergelijke schenking dat voor zover deze de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, zij vervalt met het overlijden van de schenker, tenzij de schenking door de schenker persoonlijk is aangegaan en van de schenking een notariële akte is opgemaakt.

Schenkingen met een tot na de dood van de schenker vallende opschortende termijn en schenkingen onder de opschortende voorwaarde dat de begiftigde de schenker overleeft, worden in ieder geval geacht de bedoelde strekking te hebben. 

Schols heeft betoogd dat alle schenkingen waaruit voorwaardelijke verbintenissen voortvloeien (met het element ‘overleven’) of verbintenissen onder opschortende tijdsbepaling (met het element ‘overlijden’) onder de regeling van art. 7:177 BW vallen. 

Indien twijfel bestaat omtrent de strekking van de schenking, zal uit de omstandigheden moeten worden afgeleid welke bedoeling de schenker had.

De woorden ‘voor zover’ in art. 7:177 lid 1 BW geven aan dat een schenkingsovereenkomst zowel kan verplichten tot prestaties die pas bij overlijden als tot prestaties die reeds bij leven vorderbaar zijn, waarbij het in art. 7:177 BW bepaalde slechts van toepassing is op eerstgenoemde prestaties.

In het eerste lid van art. 4:126 BW is een gelijkluidend strekkingsvereiste opgenomen.

De wetgever heeft in dit verband overwogen dat de strekking van een schenking of gift moet worden vastgesteld door uitlegging van de schenkingsovereenkomst aan de hand van de Haviltex-maatstaf.

In veel gevallen zal de strekking kunnen worden vastgesteld aan de hand van hetgeen in de overeenkomst is bepaald ten aanzien van de uitvoering van de schenking.

Indien deze is voorzien op een tijdstip na het overlijden van de schenker, dan is daarmee de strekking dat zij na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, gegeven.

Indien een concreet tijdstip voor de uitvoering van de schenking is aangewezen, waarvan bij voorbaat niet kan worden aangenomen dat de schenker op dat tijdstip zal zijn overleden, zal daaruit kunnen worden afgeleid dat de schenking niet de bedoelde strekking heeft.

Het feit dat een schenking op het tijdstip van overlijden van de schenker nog niet is uitgevoerd, levert in elk geval onvoldoende grond op om aan te nemen dat het gaat om een schenking met de strekking dat zij pas na het overlijden van de schenker wordt uitgevoerd.

In deze zaak gaat het niet om een schenking, maar om een omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare. 

Art. 4:126 lid 2, onder c, BW bepaalt dat een omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare, voor zover deze de strekking heeft dat de verbintenis pas na het overlijden van de schuldenaar zal worden nagekomen, eveneens een quasi-legaat betreft.

De redactie van het strekkingsvereiste is gelijk aan die van art. 7:177 lid 1 BW en art. 4:126 lid 1 BW, met dien verstande dat art. 4:126 lid 2, onder c, BW spreekt van nakoming in plaats van uitvoering.

Ook voor de omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare is aldus van belang in hoeverre de strekking daarvan is dat de verbintenis pas na overlijden zal worden nagekomen.

Het peilmoment voor vaststelling van de strekking is de omzetting.

Perrick heeft in het verlengde hiervan betoogd dat nakoming van de omgezette verbintenis niet onder de reikwijdte van art. 4:126 lid 2, onder c, BW zou vallen.

Voor de volledigheid merk ik op dat art. 4:126 lid 2, onder c, BW is ontleend aan het wetsvoorstel 17 541, houdende de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek (vijfde gedeelte), waarin een aanvulling was opgenomen op de regeling van de omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare in art. 6:5 BW. 

De wetgever beschouwde de omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare als een handeling om niet, die, wanneer zij effect bij overlijden heeft, evenzeer ten nadele van de schuldeisers van de nalatenschap de regels van het erfrecht zou doorkruisen. 

Perrick heeft naar aanleiding van deze toelichting het standpunt ingenomen dat van een quasi-legaat in de zin van art. 4:126 lid 2, onder c, BW (slechts) sprake kan zijn in het geval van een omzetting van een natuurlijke verbintenis om niet, zodat geen discrepantie zou bestaan met art. 6:5 lid 2 BW dat uitsluitend ziet op de overeenkomst van omzetting om niet. 

De bepaling is uiteindelijk overgeheveld naar de herziening van Boek 4 BW.

Wilt u de gehele conclusie bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.