De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 21 april 2022 uitspraak gedaan over de vraag of een testamentair bewind kon worden opgeheven op grond van onvoorziene omstandigheden.

Erflater heeft bij testament van 27 augustus 2018 over zijn nalatenschap beschikt.

Erflater heeft bepaald dat de wettelijke verdeling van toepassing is en heeft hij bepaald wanneer de geldvordering ter zake van het kindsdeel direct opeisbaar is.

Dit is onder andere als zijn echtgenote blijvend wordt opgenomen in een verzorgingstehuis.

Voorts heeft erflater een testamentair bewind ingesteld over al hetgeen rechthebbende uit zijn nalatenschap verkrijgt.

Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd, uit welk huwelijk drie nog in leven zijnde kinderen zijn geboren.

Zowel de beschermingsbewindvoerder als de gemachtigde hebben de kantonrechter verzocht toestemming te verlenen voor de vaststelling en voldoening van de geldvordering van rechthebbende ter zake van zijn kindsdeel in de nalatenschap van erflater.

Erfrecht. Bewind. Beschermingsbewind. Opheffing van het testamentair bewind op grond van onvoorziene omstandigheden? Maatstaf. Toetsingsnorm.

De rechter oordeelt als volgt.

Op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan een testamentair bewind worden opgeheven op verzoek van de testamentair bewindvoerder, op grond van onvoorziene omstandigheden en voorts indien aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen.

Na verloop van vijf jaren na het overlijden van de erflater kan het testamentair bewind op deze laatste grond ook worden opgeheven op verzoek van de rechthebbende.

Uit de nu in het dossier aanwezige stukken en het verhandelde ter zitting blijkt duidelijk dat rechthebbende, vanwege de voortdurende problematiek waarmee hij kampt, de onder het testamentair bewind staande goederen niet zelf op een verantwoorde wijze zal kunnen besturen.

Toch ziet de kantonrechter voldoende aanleiding om het testamentair bewind op te heffen, op grond van onvoorziene omstandigheden.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster namelijk toegelicht dat zij met haar vader heeft besproken dat zij met ingang van 1 januari 2021 is ontslagen als beschermingsbewindvoerder, en verzoekster als professionele bewindvoerder is benoemd.

Erflater stond volgens haar volledig achter deze beslissing, en achtte daarmee de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende goed genoeg gewaarborgd.

Hij beoogde dat de belangen van rechthebbende op een zo eenvoudig mogelijke wijze goed werden behartigd.

Erflater is echter niet in staat geweest zijn testament nog aan te passen aan de nieuwe situatie, waarin verzoekster niet meer de vermogensrechtelijke belangen van zijn zoon behartigt omdat hij op in 2021, kort na het ontslag van de andere verzoekster als beschermingsbewindvoerder, is overleden.

De gemachtigde heeft erop gewezen dat voor erflater het enige doel van het testamentaire bewind was om de financiële belangen van rechthebbende te beschermen.

Erflater lijkt er bij het opstellen van zijn testament niet op te zijn gewezen dat door het destijds al bestaande beschermingsbewind, het vrij te vallen erfdeel van rechthebbende sowieso onder beheer van de beschermingsbewindvoerder zou komen.

De beschermingsbewindvoerder heeft voorts meegedeeld dat rechthebbende geen schulden meer heeft, dat zij een goed contact heeft met hem en dat zij het samen eens kunnen worden over uitgaven.

Rechthebbende heeft meegedeeld ook graag te willen dat het testamentaire bewind wordt opgeheven, zodat de beschermingsbewindvoerder ook zijn erfdeel gaat beheren.

Dat dit betekent dat voor uitgaven boven een bedrag van € 1.500,- in het beschermingsbewind machtiging nodig is van de kantonrechter, waar dit onder het testamentaire bewind ter vrije bepaling van de testamentair bewindvoerder is, vormt voor zowel beide verzoekers als rechthebbende geen bezwaar.

Zij zien dit juist als een extra drempel tegen te lichtvaardige besteding van het testamentaire vermogen.

Al deze feiten tezamen maken dat er naar het oordeel van de kantonrechter sprake is van onvoorziene omstandigheden die niet te voorzien waren op het moment waarop erflater zijn testament heeft opgesteld.

Het laten voortduren van het testamentaire bewind dient geen enkel bijkomend doel naast het reeds bestaande beschermingsbewind.

Daarom zal de kantonrechter overgaan tot opheffing van het testamentaire bewind, zoals door de testamentair bewindvoerder primair verzocht.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.