De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad heeft op 11 juni 2021 de maatstaf en toetsing van een verzoek tot opheffing van een legaat ex artikel 4:123 BW besproken.

De middelen hebben in de kern genomen betrekking op de toepassing door het gerechtshof van artikel 4:123 BW.

Het onderdeel betoogt dat door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst uitvoering is gegeven aan de verbintenissen uit de legaten, zodat wijziging of opheffing daarvan niet meer aan de orde is.

Art. 4:123 lid 1 BW kan slechts in uitzonderlijke omstandigheden en met terughoudendheid worden toegepast.

Vanwege het bestaan van de vaststellingsovereenkomst had toepassing moeten worden gegeven aan art. 6:258 BW in plaats van art. 4:123 lid 1 BW.

Het is onjuist of onbegrijpelijk dat het hof de legaten opheft, maar de vaststellingsovereenkomst in stand houdt, aldus het onderdeel.

Erfrecht. Legaat. Verzoek opheffing legaat. Maatstaf. Toetsing. Redelijkheid en billijkheid. Uitleg testament. Vaststelling van de bedoeling van de erflater. Vaststellingsovereenkomst. Volmacht.

De A-G concludeert als volgt.

Art. 4:123 lid 1 BW bepaalt dat de rechter op verzoek van de legataris of van hem die met het legaat is belast, de verbintenissen uit een legaat kan wijzigen of geheel of gedeeltelijk kan opheffen op grond van na het overlijden van de erflater ingetreden omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de andere partij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van die verbintenissen niet mag verwachten.

Het tweede lid van art. 4:123 BW bepaalt dat bij een wijziging of opheffing de rechter zoveel mogelijk de bedoeling van de erflater in acht neemt.

Krachtens het derde lid van art. 4:123 BW zijn art. 6:258, leden 1, tweede zin, 2 en 3 BW en art. 6:260 leden 1 en 2 BW van overeenkomstige toepassing.

Zoals het hof heeft overwogen, hebben verweerder, de curator, de executeur, de legatarissen en verweerder B in juli/augustus 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten.

Daarin zijn partijen overeengekomen dat de afgifte van de legaten c.q. de levering van het chalet zal plaatsvinden ten overstaan van een door de legatarissen aan te wijzen notaris en wel uiterlijk binnen drie maanden na afgifte door verweerder en de executeur van een volmacht dan wel drie maanden na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst.

Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het hof op 4 september 2020 blijkt dat verweerder de volmacht tot overdracht van het chalet heeft getekend, evenals de curator en de executeur, terwijl de legatarissen en verweerder B niet hebben getekend.

Uit de in het proces-verbaal opgenomen verklaring van de advocaat van verweerder, de curator en de executeur volgt dat het voor hen onduidelijk is waarom de legatarissen en verweerder B weigeren de volmacht te tekenen.

Uit het proces-verbaal volgt dat het hof direct na de mondelinge behandeling uitspraak heeft gedaan.

Het proces-verbaal vermeldt:

‘Het hof heeft vastgesteld dat in juli 2018 een vaststellingsovereenkomst is gesloten en ondertekend door alle betrokkenen. Inmiddels zijn ruim twee jaar verstreken waarin aan een eenvoudige vaststellingsovereenkomst geen uitvoering is gegeven.

Naar het oordeel van het hof is sprake van een wijziging van omstandigheden opgetreden na het overlijden van erflaatster in die zin dat sprake is van een vastgelopen zaak waarin geen uitvoering gegeven kan worden aan het legaat.

Het hof heeft in overwogen dat de legatarissen en verweerder geen uitvoering hebben gegeven aan de uitvoering van de eenvoudige vaststellingsovereenkomst, dat niet is gebleken waarom zij de volmacht tot overdracht van het chalet niet tekenen, dat zij niet voornemens zijn aan die uitvoering constructief mee te werken, dat daardoor de zaak in een volledige impasse is geraakt zonder dat er uitzicht bestaat op het vlot trekken daarvan.

Volgens het hof kan daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de ongewijzigde instandhouding van de verbintenissen uit het legaat niet worden gevergd.

Uit de bestreden overweging blijkt niet dat het hof bij zijn oordeel over de toepassing van art. 4:123 BW zoveel mogelijk de bedoeling van de erflater in acht heeft genomen.

Het hof heeft slechts de wettekst van art. 4:123 BW vermeld en geen overweging gewijd aan de bedoeling van de erflaatster in haar testament van 9 maart 2017, waarin zij het chalet in Zwitserland aan haar kleinkinderen heeft gelegateerd.

Bij het hanteren van het zware middel van wijziging of opheffing van de verbintenissen uit een legaat op de voet van art. 4:123 BW dient de rechter de nodige terughoudendheid te betrachten.

Door niet kenbaar aandacht te besteden aan de bedoeling van de erflater, is de beschikking van het hof onvoldoende gemotiveerd.

Daarom meen ik dat de motiveringsklachten slagen en dat de overige klachten van deze onderdelen geen bespreking behoeven.

Wilt u de gehele conclusie bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, over het berekenen van de legitieme, of over een legaat, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.