De Rechtbank Gelderland heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de vraag of iemand, die thuiszorg verleend, rechten kon ontlenen aan het testament van degene die zij beroepsmatig verzorgde.

Gedaagden zijn kinderen van de heer A (de erflater) en mevrouw B (hierna: moeder).

In 2015 is moeder overleden.

De eiseres heeft als zorgverlener bij thuiszorgorganisatie X gewerkt.

De kinderen stellen dat eiseres geen rechten kan ontlenen aan het testament vanwege het bepaalde in (onder meer) artikel 4:59 BW.

Op grond van artikel 4:59 lid 1 BW geldt dat beroepsbeoefenaren op het gebied van individuele gezondheidszorg die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden, bijstand hebben verleend, geen voordeel kunnen trekken uit een door diegene gedurende die zorg ten behoeve van die beroepsbeoefenaar gemaakt testament.

Beoordeeld dient te worden of eiseres is aan te merken als een beroepsbeoefenaar is die zin.

Erfrecht. Testament. Wet BIG. Beroepsbeoefenaren individuele gezondheidszorg. Kan iemand die thuiszorg verleend rechten ontlenen aan het testament van degene die zij beroepsmatig verzorgd? Diploma.

De rechter oordeelt als volgt.

Van belang is dat de strekking van artikel 4:59 BW is dat de wetgever de patiënt heeft willen beschermen tegen de invloed van beroepsbeoefenaren op het gebied van individuele gezondheidszorg.

Omdat patiënten afhankelijk zijn van die beroepsbeoefenaren kan hun invloed op de patiënt groot zijn.

De wetgever zag hierin een gevaar dat zij hun positie zouden misbruiken door de patiënt ten gunste van zichzelf te beïnvloeden met betrekking tot diens op te maken testament.

Om dit risico tegen te gaan heeft de wetgever in artikel 4:953 (oud) BW in eerste instantie “geneesheren, heelmeesters, apothekers en andere personen, de geneeskunde uitoefenende, welke iemand gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, bediend hebben” uitgesloten van bevoordeling bij testament van de zieke.

Later, met de invoering van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) heeft de wetgever deze bepaling veranderd en “beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg die iemand bijstand hebben verleend gedurende de ziekte waaraan hij is overleden” uitgesloten van bevoordeling bij diens testament.

In de Memorie van Toelichting bij de Wet BIG (TK 1985-1986, nr. 3, p. 161) is over deze wijziging het volgende opgenomen:

“Strekking van dit artikel is het voorkomen van bevoordeling van categorieën van personen die, aangezien zij in nauw contact staan met de zieke, misbruik kunnen maken van hun positie.

Gelet op die strekking behoren onder die bepaling te vallen niet alleen de behandelende artsen en apothekers maar ook alle andere beoefenaren van beroepen op het gebied van individuele gezondheidszorg, die de betrokkene bijstand hebben verleend.”

Met deze wetswijziging is het aantal beroepen dat werd genoemd in artikel 4:953 (oud) BW, thans 4:59 BW, uitgebreid.

Gezien de toelichting op de wijziging wordt met de term beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg niet alleen geduid op de in artikel 3 van de Wet BIG met name genoemde beroepen, maar ook op alle overige beroepen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, die elders geregeld worden, al dan niet krachtens artikel 34 Wet BIG, zoals het beroep van verzorgende in de individuele gezondheidszorg.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat erflater in de periode vanaf (in ieder geval) medio 2014 tot zijn overlijden hulpbehoevend was en niet zonder zorg kon.

Zo was erflater na het overlijden van zijn vrouw in januari 2015 niet in staat structuur in zijn dag aan te brengen, op tijd te eten en zijn medicatie in te nemen.

Vast staat eiseres in de periode van 15 oktober 2014 tot 13 april 2015 als zorgverlener bij thuiszorgorganisatie X zorg aan erflater heeft verleend en na haar ontslag bij voor erflater is blijven zorgen.

De eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij in verband daarmee PGB heeft aangevraagd voor erflater, waarmee zij de zorg voor erflater op zich heeft genomen en pas in de laatste periode van het leven van erflater daarnaast ook nog zorg heeft ingekocht bij een thuiszorgorganisatie.

Nu eiseres vanaf april 2015 de – door PGB gefinancierde – zorg voor erflater op zich heeft genomen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij ook in 2015, het moment waarop het testament werd opgemaakt, gezondheidszorg aan erflater verleende.

De eiseres heeft in elk geval ook niet gesteld dat dit anders was.

De eiseres betwist wel dat artikel 4:59 BW van toepassing is omdat zij niet BIG-geregistreerd was en de opleiding tot verpleegkundige niet had afgerond.

De rechtbank is met de kinderen van oordeel dat het feit dat eiseres niet BIG-geregistreerd was en (nog) niet over het vereiste diploma voor ziekenverzorgster beschikte, niet relevant is bij de beantwoording van de vraag of zij als beroepsbeoefenaar op het gebied van individuele gezondheidszorg moet worden aangemerkt in de zin van artikel 4:59 BW.

Gezien de strekking van het artikel is van belang dat zij er haar beroep van had gemaakt om individuele gezondheidszorg te verrichten.

Zij verrichte als zodanig feitelijk gedurende meerdere jaren hetzelfde werk als gediplomeerde ziekenverzorgenden en daarmee bestond – met name ook toen eiseres vanaf 13 april 2015 de zorg voor erflater geheel op zich heeft genomen – in dezelfde mate afhankelijkheid en risico van beïnvloeding door eiseres van erflater.

Niet valt in te zien waarom eiseres zonder diploma en BIG-registratie niet onder de werkingssfeer van artikel 4:59 BW valt, terwijl diegenen die hetzelfde werk doen met de vereiste papieren en met een BIG-registratie daar wél onder vallen.

Daarbij is in aanmerking genomen dat in verband met de zorg door eiseres PGB werd betaald en eiseres gedurende meerdere jaren in de thuiszorg/wijkverpleging heeft gewerkt.

Overigens bestond het risico van beïnvloeding van erflater door eiseres te meer toen eiseres de zorg voor erflater geheel op zich had genomen als gevolg van het ontslag door C waarvan eiseres ter zitting heeft gesteld dat C daartoe is overgegaan nadat de kinderen vragen hadden gesteld over haar relatie met erflater – en de kinderen na mei 2015 geen contact meer met erflater hadden – daargelaten wat de oorzaak daarvan was.

Ten slotte dient te worden beoordeeld of is voldaan aan de in artikel 4:59 lid 1 BW gestelde voorwaarde dat eiseres erflater heeft bijgestaan gedurende de ziekte waaraan hij is overleden.

De kinderen stellen daarover dat ook het overlijden aan de gevolgen van de ziekte – dus niet aan de ziekte zelf – met betrekking waartoe bijstand is verleend, valt binnen de reikwijdte van artikel 4:59 BW.

De eiseres voert als verweer aan dat erflater is overleden aan hartfalen en dat zij hem niet verzorgde in verband met hartfalen.

De kinderen hebben niet betwist dat erflater is overleden aan hartfalen, zodat dat als onweersproken vast staat.

Beoordeeld dient derhalve te worden of eiseres erflater heeft verzorgd gedurende de periode dat hij hartproblemen had.

Uit de als productie door de kinderen overgelegde Anamnese Verpleging en Verzorging blijkt dat erflater in de periode van medio 2014 tot april 2015 verschillende gezondheidsproblemen had en dat hij onder andere een nieuwe hartklep had als gevolg van verkalking (sclerose).

Daarnaast is op het door eiseres als productie overgelegde aanvraagformulier voor de medische beoordeling in het kader van wilsbekwaamheid ingevuld dat erflater op dat moment (eind mei 2015) onder behandeling is voor hartziekte.

Daaruit concludeert de rechtbank dat eiseres erflater heeft verzorgd gedurende de periode dat hij hartproblemen had en dat zij hem mede in verband daarmee verzorgde.

Uit het voorgaande vloeit voort dat aan alle bestanddelen van artikel 4:59 lid 1 BW is voldaan en dat eiseres geen voordeel kan trekken uit het testament van erflater.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.