Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan over de vraag of rente verschuldigd was over de inbreng van een legaat.

Deze zaak betreft de verdeling van een nalatenschap.

Partijen zijn broers en zussen van elkaar. Hun moeder is overleden op 13 juli 1999.

Partijen zijn ieder erfgenaam en voor 1/5 deel gerechtigd in de nalatenschap. 

De vordering van appellant is erop gericht te bepalen dat de legatarissen over de door hen in te brengen waarde van de gelegateerde percelen een rente verschuldigd zijn van 6% – volgens de verklaring ter zitting verlaagd tot 4% – tot aan het moment van levering van die percelen aan hen.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 15 januari 2020 beslist dat de gelegateerde percelen aan geïntimeerden geleverd moeten worden en de rente over de door hen daarvoor verschuldigde inbreng beperkt tot het door de rechtbank in haar vonnis van 7 juli 2010 in aanmerking genomen percentage van 4% tot aan de datum van die uitspraak. Wat appellant meer aan rente heeft gevorderd is afgewezen.

Erfrecht. Verdeling van een nalatenschap. Inbreng. Levering van een legaat. Rente over de inbreng van een legaat. Verrekening bij verdeling.

De rechter oordeelt als volgt.

De rechtbank heeft daarbij bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de door een partij te verrichten rechtshandeling ten aanzien van de afgifte van de legaten en de verdeling zoals vermeld in het (dictum van dat) vonnis. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat appellant het hoger beroep tegen het vonnis niet op de voet van artikel 3:301 lid 1 BW heeft ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Dat roept de vraag op of appellant wel ontvankelijk is in zijn vordering tot wijziging van het rentepercentage, althans de periode waarover die is verschuldigd (vgl. art. 3:301 lid 2 BW).

Die vraag beantwoordt het hof bevestigend.

De vordering van appellant, indien toegewezen, tast wel de verdeling van de nalatenschap aan, maar nog niet de levering van een legaat.

Ook niet als die levering heeft plaatsgevonden (of nog zal plaatsvinden), waarbij het vonnis in de plaats is getreden (of zal treden) van een daarvoor vereiste rechtshandeling.

De grieven van appellant richten zich namelijk niet op de toedeling en levering van de legaten aan legatarissen -daar kan hij mee instemmen en hij vordert ook zelf de afgifte van die legaten-, maar alleen op het bedrag dat de legatarissen voor die toedeling aan rente in de nalatenschap dienen in te brengen.

In zoverre zijn de grieven en de vordering niet gericht op de aantasting van een beslissing waarmee de betrouwbaarheid van de openbare registers in het geding is.

Daarmee resteert alleen de vraag of de legatarissen ook over de periode vanaf het vonnis van 7 juli 2010 tot de datum van levering van de legaten, rente (6% dan wel verlaagd tot 4% ) verschuldigd zijn over hun inbreng.

Voor de volledigheid merkt het hof over de verschuldigde rente tot aan het vonnis van
7 juli 2010 op, dat de beslissingen in dat vonnis gezag van gewijsde hebben gekregen, doordat het hof in zijn arrest van 26 november 2013 dat vonnis heeft bekrachtigd en tegen het arrest van het hof geen cassatie is ingesteld.

Het stond dus al vast dat over de periode tot aan het vonnis van 7 juli 2010 geen hoger percentage is verschuldigd dan 4%.

De vordering van appellant om te bepalen dat ook over de periode vanaf 7 juli 2010 de legatarissen een rente van 6% dan wel (verlaagd) 4% verschuldigd zijn over hun inbreng, wordt verworpen.

In het testament is bepaald dat de inbrengsom dient te worden verrekend bij de verdeling.

Die verdeling heeft plaatsgevonden in het (onaantastbare) vonnis van 7 juli 2010.

Daarna is dus in beginsel geen rente meer verschuldigd over de inbreng.

De omstandigheid dat de levering van de legaten nog steeds niet heeft plaatsgevonden, biedt onvoldoende grond om een ook na de verdeling nog doorlopende verplichting tot betaling van rente over de inbrengsom aan te nemen.

Dat vloeit in dit geval niet voort uit de (aanvullende werking van) de redelijkheid en billijkheid.

Daarbij weegt mee dat het hof uit de gedingstukken ook niet kan afleiden dat de levering van de legaten bewust zou worden verhinderd door de legatarissen en dat, zonder nadere toelichting die ontbreekt, ook niet valt in te zien dat en waarom appellant door het uitblijven van die levering zou worden benadeeld.

Subsidiair en meer subsidiair heeft appellant gevorderd om geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appellant van wettelijke rente over het bedrag dat geïntimeerde volgens appellant per saldo dient in te brengen in de nalatenschap.

Die vorderingen zijn evenmin toewijsbaar.

Ook al zal op grond van de verdeling het door geïntimeerde per saldo in de nalatenschap in te brengen bedrag aan appellant worden uitgekeerd, het betreft niet een vordering die appellant heeft op geïntimeerde, maar een schuld van geïntimeerde aan de nalatenschap.

Verder wordt opgemerkt dat het hof uit de gedingstukken niet kan afleiden dat geïntimeerde op enig moment ter zake door appellant in gebreke is gesteld en evenmin dat hij heeft nagelaten om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de legaten.

Weliswaar heeft hij pas in 2017 een bedrag onder de notaris gestort, maar appellant heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat de levering van de legaten is vertraagd, omdat die storting zou zijn uitgebleven.

Daar lijken toch meer de nog steeds voortdurende geschillen tussen partijen over de verdeling en de uitvoering daarvan aan ten grondslag te liggen.

Voor zover in de grieven moet worden gelezen een vordering van appellant om aanvullend te bepalen dat de levering van de legaten niet zal plaatsvinden zolang geïntimeerde niet het door hem per saldo aan de nalatenschap verschuldigde bedrag onder de notaris heeft gestort, wordt opgemerkt dat die aanvulling overbodig is, omdat dit inherent is aan de levering van de legaten.

De ontwerpakte van de notaris voorziet daar ook al in.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, of over een legaat in een erfenis, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.