Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 26 mei 2020 uitspraak gedaan over de plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording voor het als gevolmachtigde gevoerde beheer van de bankrekening van erflaatster tijdens haar leven.

In eerste aanleg vorderde appellante geïntimeerde te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording aan haar en aan de overige erfgenamen over het door hem gevoerde financieel beheer over het inkomen en vermogen van erflaatster, in het bijzonder over de door hem uitgevoerde transacties via de geldautomaat betreffende de bankrekening van erflaatster.

Erfrecht. Verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording voor het als gevolmachtigde gevoerde beheer van de bankrekening van erflaatster tijdens haar leven?

De rechter oordeelt als volgt.

Het hof zal thans de primaire vordering van appellante tot het afleggen van rekening en verantwoording en de daarmee samenhangende grieven tegen het vonnis van de rechtbank beoordelen.

Het hof neemt hierbij tot uitgangspunt dat volgens vaste rechtspraak een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording kan worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de ene partij jegens de andere partij verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden.

Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht (vgl. Hoge Raad, 2 december 1994, HR:1994:ZC1561, Hoge Raad, 8 december 1995, HR:1995:ZC1911 en Hoge Raad, 9 mei 2014, HR:2014:1089).

Aan het oordeel dat op grond van ongeschreven recht een verplichting bestaat om zich te verantwoorden over de behoorlijkheid van het over het vermogen van een ander gevoerd beheer, kan bijdragen dat sprake is van een rechtsverhouding die verwantschap vertoont met een of meer in de wet geregelde gevallen waarin een dergelijke verplichting is neergelegd, zoals gemeenschap, opdracht of zaakwaarneming.

Voor het overige is het antwoord op de vraag of een zodanige verantwoording geboden is, sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Omstandigheden die in dit verband een rol kunnen spelen zijn onder meer: (i) de redenen waarom het beheer is gevoerd, (ii) de verhouding die bestond tussen degene die het beheer voerde en de rechthebbende, (iii) hetgeen in de relatie tussen partijen of in soortgelijke gevallen gebruikelijk is of was, (iv) de mate waarin degene die het beheer voerde, zelfstandig kon en mocht handelen, en (v) de mate waarin de rechthebbende in staat is geweest de handelingen van degene die het beheer voerde te overzien en voor zijn belangen op te komen.

Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt dat geïntimeerde als oudste zoon van erflaatster gevolmachtigd was om het beheer over de bankrekening van erflaatster uit te oefenen omdat zij niet (meer) in staat was om dat beheer zelf op een behoorlijke manier uit te oefenen.

Vast staat dat geïntimeerde zijn bevoegdheid als gevolmachtigde daadwerkelijk heeft uitgeoefend.

Naar het oordeel van het hof was geïntimeerde, gelet op hetgeen in het hierna volgende daarover wordt overwogen, gehouden om (tot op zekere hoogte) aan erflaatster tijdens haar leven rekening en verantwoording af te leggen omtrent het door hem uitgeoefende beheer over de bankrekening van erflaatster.

De periode waarover geïntimeerde (in beginsel) verantwoordingsplichtig was, is aangevangen op 2 september 2014 (de begindatum van de volmacht van geïntimeerde).

Voor zover appellante bedoeld heeft te stellen dat geïntimeerde ook met betrekking tot de mutaties op de bankrekening vóór de datum 2 september 2014 rekening en verantwoording was verschuldigd, heeft zij deze stelling onvoldoende onderbouwd.

Geïntimeerde stelt zich op het standpunt dat hij reeds aan zijn verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording heeft voldaan jegens erflaatster, tijdens haar leven.

Ter onderbouwing van deze stelling voert hij aan dat alle geldopnamen en uitgaven via de bankrekening van erflaatster aan haar ten goede zijn gekomen en dat erflaatster de beschikking had over alle bankafschriften en nimmer heeft geklaagd over het financiële beheer van geïntimeerde.

Het hof overweegt hieromtrent dat de door geïntimeerde gestelde omstandigheid dat alle uitgaven en geldopnamen ten goede zijn gekomen aan erflaatster, niet, althans niet volledig, kan dienen ter onderbouwing van de stelling van geïntimeerde dat hij al rekening en verantwoording aan erflaatster heeft afgelegd.

Immers, appellante heeft dit betwist en deze kwestie is nu juist inzet van het geschil tussen appellante en geïntimeerde.

Het hof overweegt verder dat door geïntimeerde is erkend dat erflaatster nooit heeft leren lezen en schrijven op school en in de periode waarin geïntimeerde gevolmachtigde was, dementerend was.

Een en ander vindt bevestiging in de rapporten van specialisten en de huisarts die door appellante in het geding zijn gebracht.

Naar het oordeel van het hof mocht geïntimeerde er op grond van deze omstandigheden niet zonder meer van uitgaan dat erflaatster – omdat ze kon beschikken over bankafschriften en niet heeft geklaagd over het beheer van haar financiën – akkoord ging met het beheer dat geïntimeerde over haar financiën uitvoerde.

In die zin wijkt de onderhavige zaak af van de casus in het arrest van de Hoge Raad d.d. 13 mei 2005 (HR:2005:AS4167) waarnaar geïntimeerde verwijst. Immers, in die casus was sprake van een volmachtgever die weliswaar lichamelijk gehandicapt was maar zeer wel in staat was het beheer van de gemachtigde te beoordelen.

Naar het oordeel van het hof is in dit verband verder van belang dat vast staat dat erflaatster nimmer aan geïntimeerde rekening en verantwoording heeft gevraagd.

Nu ervan uit moet worden gegaan dat erflaatster geen kwijting heeft verleend over het tot haar overlijden gevoerde beheer over haar bankrekening door geïntimeerde, is hij (in beginsel) over het hier bedoelde tijdvak verantwoordingsplichtig jegens appellante als erfgenaam van erflaatster (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 26 juni 2007, GHSHE:2007:BB1890).

De omstandigheid dat na het overlijden van erflaatster het resterende saldo op haar bankrekening onder de erfgenamen is verdeeld, staat hieraan niet in de weg.

Niet gesteld of gebleken is immers dat de betaling aan appellante is geschied tegen finale kwijting.

Het hof begrijpt de stellingen van appellante aldus dat zij met name rekening en verantwoording wenst met betrekking tot de contante opnamen van grotere bedragen van de bankrekening van erflaatster, zonder dat daarvoor een deugdelijke verklaring is gegeven.

Bij gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg is namens appellante concreet verwezen naar de geldopnamen die zijn vermeld op de bankafschriften, welke bankafschriften als producties zijn gevoegd bij de inleidende dagvaarding.

Zoals vermeld stelt geïntimeerde zich op het standpunt dat (ook) de voormelde geldopnamen ten goede zijn gekomen aan erflaatster; appellante betwist dit.

Hetgeen geïntimeerde in zijn memorie van antwoord heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van de contante opnamen acht het hof gelet op de omvang van die opnamen op de (achtereenvolgende) tijdstippen daarvan, in het licht van het inkomen en het (ontbreken van) vermogen van erflaatster vooralsnog ontoereikend.

Het hof zal geïntimeerde in de gelegenheid stellen om zich bij memorie na tussenarrest nader uit te laten over zijn standpunt dat de onder de genoemde geldopnamen ten goede zijn gekomen aan erflaatster, waarna appellante een antwoordmemorie zal mogen nemen.

Voor zover appellante bedoeld heeft te vorderen dat geïntimeerde (ook) rekening en verantwoording moet afleggen voor alle uitgaven en (verdere) opnamen via de bankrekening van erflaatster, is die vordering niet toewijsbaar.

Als concrete betalingen noemt appellante de betalingen die door geïntimeerde zijn gedaan bij een Shell tankstation, terwijl erflaatster niet de beschikking had over een auto.

Omtrent deze betalingen heeft geïntimeerde (gemotiveerd) aangevoerd dat het hier om de aankoop van sigaretten ging ten behoeve van erflaatster die tijdens haar leven een straffe rookster was.

Voor het overige bevatten de bankafschriften voornamelijk gangbare huishoudelijke uitgaven en opnamen van geldbedragen van geringe omvang.

Van geïntimeerde kan in redelijkheid niet worden verlangd dat hij met betrekking tot die uitgaven en opnamen thans nog rekening en verantwoording aflegt.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, over het berekenen van de legitieme of over het afleggen van rekening en verantwoording in het erfrecht, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.