Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek op grond van artikel 4:194a BW om een zuivere aanvaarding van de nalatenschap alsnog om te zetten in een beneficiaire aanvaarding.

De grief van verzoekers richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat onvoldoende feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat verweerders ervan op de hoogte waren, dan wel behoorden te zijn, dat de lening onverplicht door verzoekster is afgelost.

Volgens verzoekster hadden verweerders al bij het overlijden van erflater in 2010 onderzoek moeten doen en toen kunnen constateren dat er vanwege het legaat geen vordering meer was op haar.

Verder was het bij verweerders bekend dat er door verzoekster betaald moest worden, omdat dat in familiekring was besproken en zij geld wilden zien.

Dat kon alleen via de lening.

Volgens verzoekster heeft erflaatster destijds aan diverse mensen aangegeven dat zij niet zelf het geld wilde opeisen, maar dat zij zich gedwongen voelde door haar dochter.

Verzoek om een zuivere aanvaarding van de nalatenschap alsnog om te zetten in een beneficiaire aanvaarding. Lening. Onverschuldigde betaling. Onverplicht?

De rechter oordeelt als volgt.

Hoewel er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de gegrondheid van de vordering van verzoekster uit onverschuldigde betaling -zij heeft immers betaald op grond van een in rechte onaantastbaar geworden rechterlijke uitspraak-, heeft het hof er in het kader van de onderhavige procedure vanuit te gaan dat de erfgenamen van erflaatster met een dergelijke vordering kunnen worden geconfronteerd en dat zij door de zuivere aanvaarding van de nalatenschap van erflaatster het risico lopen met hun privévermogen aansprakelijk te zijn voor de betaling van die schuld.

De stelling dat verweerders ten tijde van de zuivere aanvaarding van de nalatenschap op de hoogte hadden kunnen zijn van de vordering van verzoekster, omdat zij in 2010 al hadden kunnen weten van het legaat, laat het hof in het midden.

Het draait namelijk om de vraag of verweerders hadden behoren te weten dat verzoekster een bedrag onverschuldigd aan erflaatster heeft betaald, en dat zij dit bedrag uit dien hoofde van erflaatster, dan wel haar erfgenamen, zou kunnen terugvorderen.

Het hof beantwoord die vraag ontkennend.

Verweerders hebben in hun verweerschrift ontkend dat zij op de hoogte waren van de invordering van de schuld door erflaatster en de procedure die daarover heeft gelopen.

Zij hebben niet geweten dat, in weerwil van het in de testamenten genoemde legaat, de schuld is ingevorderd en dat verzoekster tot betaling daarvan is overgegaan.

Evenmin hebben zij geweten dat de daarop volgende schenkingen van erflaatster uit deze gelden afkomstig waren.

Verweerster heeft ter zitting bij het hof aanvullend verklaard dat zij door vader (erflater) en moeder (erflaatster) nooit bij financiële kwesties werden betrokken.

Verder heeft verweerster verklaard dat erflaatster tot kort voor haar overlijden altijd zelf haar financiën heeft beheerd. Pas toen zij ziek werd heeft verweerster de financiële zaken van haar overgenomen en de beschikking gekregen over de bankpas.

Verweerster heeft bevestigd dat, zoals verweerder ter zitting van de kantonrechter op 7 oktober 2019 heeft verklaard, zij regelmatig schenkingen kregen van erflaatster.

Zij wisten niet waar die schenkingen vandaan kwamen, dat regelde erflaatster allemaal zelf.

Pas na het overlijden heeft verweerster het vonnis van de rechtbank Assen van 3 augustus 2011 in de nagelaten administratie aangetroffen. Eerder was zij hiervan niet op de hoogte.

Het hof heeft geen redenen om aan de verklaringen van verweerster, die ter zitting een oprechte en geloofwaardige indruk maakte, te twijfelen.

Verweerder heeft ter zitting bij de kantonrechter verklaard te hebben geweten over een procedure die liep met betrekking tot achterstallig onderhoud.

Uit zijn verklaring wordt niet duidelijk wanneer hij op de hoogte is geraakt van het feit dat in die procedure ook de terugbetaling van (een deel van) de lening aan de orde is geweest.

Tegen de achtergrond van een en ander heeft verzoekster haar stellingen, ter zake waarvan zij geen bewijs heeft aangeboden, onvoldoende onderbouwd om doorslaggevende betekenis aan te kunnen toekennen.

De conclusie moet daarom zijn dat de grief niet slaagt.

Het hof zal de beschikking van de kantonrechter bekrachtigen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.