De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of de erfgenamen alsnog de nalatenschap beneficiair mochten aanvaarden in verband met een hen onbekende schuld van de nalatenschap.
Verzoekster verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar te machtigen de onderhavige nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden en voor zover noodzakelijk de betrokken notaris te machtigen alles te doen wat voor deze beneficiaire aanvaarding noodzakelijk is.
Aan dat verzoek legt verzoekster samengevat het volgende ten grondslag.
Zij heeft de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard.
Door het nadien vanwege de erven gelegde beslag is zij bekend geworden met een potentiële schuld.
Eerder kende zij die potentiële schuld niet en zij behoorde die ook niet te kennen
Erfrecht. Zuivere aanvaarding. Onverwachte schuld. Machtiging om alsnog beneficiair te mogen aanvaarden. Ontvankelijkheid. Potentiële schuld? Termijn indienen van verzoek.
De rechter oordeelt als volgt.
Wettelijk kader
Met verwijzing naar de verklaring van erfrecht betreffende de nalatenschap van haar moeder heeft verzoekster gesteld dat zijn die nalatenschap zuiver heeft aanvaard.
Ingevolge artikel 4:190 lid 4 BW is die keuze onherroepelijk en werkt zij terug tot het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap.
Helemaal onherroepelijk is een eenmaal gedane keuze voor zuivere aanvaarding van een nalatenschap echter niet.
Een uitzondering daarop is neergelegd in artikel 4:194a lid 1 BW.
Daarin is het volgende bepaald:
“Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.”
Hiermee heeft de wetgever bedoeld erfgenamen een betere bescherming te bieden tegen schulden van de erflater.
De erfgenaam die ervoor heeft gekozen de nalatenschap zuiver te aanvaarden kan namelijk worden geconfronteerd met een onverwachte schuld van de erflater.
Wanneer het saldo van de nalatenschap ontoereikend is moet de erfgenaam deze schuld uit zijn privévermogen voldoen.
Hierdoor kan hij in financiële problemen komen (Kamerstukken II, 2014-2015, 34224, nr. 3, p. 1).
Ontvankelijkheid – bestaan van een schuld
De erven hebben verzocht verzoekster niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, onder andere omdat verzoekster zelf stelt dat geen sprake is van een schuld in de zin van artikel 4:194a lid 1 BW maar slechts van een potentiële schuld.
De kantonrechter volgt de erven niet.
Op zich is juist dat nu vooralsnog geen sprake is van een door verzoekster erkende vordering of vaststelling daarvan door de rechtbank in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, de aanspraak van de erven op dit moment niet kwalificeert als een schuld van de nalatenschap.
Niettemin is denkbaar dat de rechtbank de door de erven tegen verzoekster ingestelde vordering (deels) toewijst, waardoor de potentiële schuld een reële schuld wordt.
De vrees van verzoekster dat een verzoek ter verkrijging van een machtiging om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden niet slaagt wanneer zij een vonnis met die inhoud afwacht, is begrijpelijk.
In dat geval zou de kantonrechter immers kunnen oordelen dat de termijn van drie maanden na het ontdekken van de schuld door het gelegde beslag dan wel de uitgebrachte dagvaarding reeds lang is verstreken en verzoekster op die grond niet ontvankelijk verklaren.
De erven hebben bovendien geen belang bij het door hen gevoerde verweer.
Immers, wanneer wordt aangenomen dat de kantonrechter te zijner tijd de tijdspanne tussen bekendheid met de potentiële schuld en een vonnis waarin die schuld is vastgesteld, geen beletsel vindt om verzoekster in haar verzoek te ontvangen, dan wordt dat verzoek alsdan beoordeeld, en wel naar dezelfde maatstaven als dat nu gebeurt, in de tussentijd gewijzigde wetgeving of jurisprudentie daargelaten.
En in het geval dat de rechtbank, of eventueel het gerechtshof in hoger beroep, de vordering van de erven afwijst, dan hebben zij geen verhaal op de nalatenschap en heeft er zogezegd nooit een schuld van de nalatenschap bestaan, althans hebben zij er geen belang bij zich tegen een verzoek zoals nu voorligt te verzetten.
Ontvankelijkheid – verzoek niet tijdig ingediend
Als tweede grond voor de door hen voorgestane niet-ontvankelijkheid van verzoekster hebben de erven aangevoerd dat verzoekster haar verzoek te laat heeft ingediend.
Dat was op 5 september 2022.
Verzoekster was echter al vóór 5 juni 2022 op de hoogte van hun aanspraak, aldus de erven.
Ook hierin worden de erven niet gevolgd.
Allereerst wordt opgemerkt dat het verzoekschrift op 2 september 2022 ter griffie werd ingediend.
Gelet op de in artikel 4:194a lid 1 BW vermelde termijn van drie maanden moet daarom voor de ontvankelijkheid van verzoekster worden vastgesteld dat zij niet al vóór 2 juni 2022 bekend was met de aanspraken van de erven op de nalatenschap.
De erven hebben in hun verweerschrift gesteld dat eind juni (2022) beslag werd gelegd.
Daarmee is nog geen zekerheid verkregen omtrent de datum waarop verzoekster met die beslagen bekend is geworden.
Blijkens de stukken die verzoekster heeft overgelegd werden de door de deurwaarder opgemaakte processen-verbaal van de op de woning van erflaatster en op twee bankrekeningen gelegde beslagen op 30 juni 2022 verzonden naar de ontvangende instantie in Italië, met het verzoek om deze aldaar aan het woonadres van verzoekster te betekenen.
Kort nadien, op 4 juli 2022, heeft de deurwaarder aan verzoekster in persoon bekend gemaakt dat conservatoir derdenbeslag was gelegd onder ING Bank ter zake twee in het beslagexploot van 27 juni 2022 vermelde bankrekeningen. Al deze data zijn recenter dan 2 juni 2022.
Wanneer verzoekster zoals zij heeft gesteld, eerst door de gelegde beslagen bekend is geworden met de vordering van de erven c.q. een mogelijke schuld van de nalatenschap en zij die schuld niet kende en ook niet behoorde te kennen, dan heeft zij haar verzoek binnen de in artikel 4:194a lid 1 BW voorgeschreven termijn en aldus tijdig ingediend om daarin te kunnen worden ontvangen.
Dat de erven, zoals zij hebben gesteld, al vóór 2 juni 2022 contact hebben gehad met executeur en met de betrokken notaris betekent niet dat daardoor ook verzoekster op de hoogte is van de aanspraken van de erven.
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot invoering van artikel 4:194a BW heeft geleid schreef de minister:
“De termijn van drie maanden gaat lopen vanaf het moment dat de erfgenaam met de onverwachte schuld bekend wordt. Er is geen sprake van toerekening van de bekendheid van de executeur met een schuld aan de erfgenaam. De erfgenaam raakt op zijn laatst bekend met de schuld als de executeur hem hierover informeert.” (Kamerstukken II, 2014-2015, 34224, nr. 3).
Nu niet is gesteld of gebleken dat executeur of de bij de afwikkeling van erflaatsters nalatenschap betrokken notaris voor 2 juni 2022 verzoekster ervan in kennis hebben gesteld dat de erven een vordering op die nalatenschap pretenderen kan informatie die zij daaromtrent aan executeur en de betrokken notaris hebben verstrekt niet worden geacht daarom ook bij verzoekster bekend te zijn.
De conclusie is dan ook dat waar het de in artikel 4:194a lid 1 BW vermelde termijn van drie maanden betreft, verzoekster haar verzoek tijdig heeft ingediend.
Onverwachte schuld
Uit de wettekst volgt dat voor het geven van een machtiging om een nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden niet enkel de termijn van drie maanden na het ontdekken van een schuld van belang is, maar dat het bovendien moet gaan om een onbekende schuld die de erfgenaam op het moment waarop hij de nalatenschap zuiver aanvaardde niet kende en ook niet behoorde te kennen.
Met de woorden ‘kende en behoren te kennen’ in artikel 4:194a lid 1 BW heeft de wetgever willen aansluiten bij het begrip goede trouw in de zin van artikel 3:11 BW.
De goede trouw ontbreekt wanneer de erfgenaam op het moment van aanvaarding van de nalatenschap wist van het bestaan van de schuld.
Ook wanneer een erfgenaam weliswaar een juiste voorstelling van zaken miste met betrekking tot de aanwezige schulden, maar onder de gegeven omstandigheden, en rekening houdend met zijn eventuele deskundigheid, beter behoorde te weten of twijfelde of had moeten twijfelen over (de afwezigheid van) een schuld en heeft nagelaten hiernaar nader onderzoek te doen, kan hij als niet te goeder trouw worden aangemerkt (Kamerstukken II, 2014-2015, 34224, nr. 3).
Verzoekster heeft de verklaring van erfrecht in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.
Die verklaring werd door de notaris op 21 januari 2022 opgemaakt.
Vastgesteld zal moeten worden of op deze datum bij verzoekster sprake was van onbekendheid met de (potentiële) schuld aan de erven.
Uit de stellingen van verzoekster volgt dat zij toen niet met een schuld bekend was.
De erven hebben gesteld dat direct na het overlijden van erflaatster, A namens alle erven contact heeft opgenomen met verzoekster, met de betrokken notaris (als bedoeld in artikel 4:186 lid 2 BW) en met executeur.
A heeft hen gewezen op het bestaan van het vruchtgebruik, hen in het bezit gesteld van de akte van vruchtgebruik en aan hen medegedeeld dat de erven hun eigendommen opeisen.
Ter onderbouwing van die stelling hebben zij een op 22 december 2021 door A aan de executeur gezonden e-mail overgelegd waaruit blijkt dat aan de executeur diverse bestanden zijn toegezonden, waaronder een brief aan de executeur waarin is gerefereerd aan een telefonisch onderhoud tussen beiden met betrekking tot het vruchtgebruik.
Daarnaast kondigde A in die brief aan dat hij met verzoekster contact zou opnemen om enkele roerende goederen (terug) te verkrijgen.
Gezien die correspondentie kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden geconcludeerd dat verzoekster op het moment dat zij ervoor koos de nalatenschap van erflaatster te aanvaarden bekend was met een schuld van die nalatenschap, noch dat zij er rekening mee had moeten houden dat de erven een vordering op de nalatenschap hebben, althans pretenderen.
In die correspondentie is de executeur weliswaar geattendeerd op het (op dat moment geëindigde) vruchtgebruik maar is geen gewag gemaakt van enige geldvordering.
Dat de erven op enig ander moment of op enige andere wijze voordat verzoekster de nalatenschap zuiver aanvaardde aan haar hun vordering bekend hebben gemaakt is niet gesteld of gebleken.
De enkele bekendheid van verzoekster met het bestaan van vruchtgebruik op verschillende goederen is geen reden om een extra onderzoekplicht aan te nemen.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat haar moeder tegen haar heeft gezegd dat zij zich over de nalatenschap geen zorgen behoefde te maken.
Verder heeft verzoekster zich door de notaris laten informeren.
Die kende erflaatster en had geen reden om te veronderstellen dat er ter zake van haar nalatenschap problemen zouden kunnen komen.
Voor hem waren er geen belemmeringen die aanleiding vormden om verzoekster af te raden de nalatenschap zuiver te aanvaarden en om die reden heeft zij dat zonder zorg gedaan, aldus verzoekster in haar verzoekschrift.
Naar het oordeel van de kantonrechter mocht verzoekster bij haar keuze afgaan op de mededelingen van die notaris, zonder dat zij zelf nog onderzoek had moeten doen.
Geconcludeerd wordt dan ook dat op het moment dat verzoekster de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaardde, de (potentiële) vordering van de erven een schuld was die verzoekster niet kende en ook niet behoorde te kennen.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.