Van onze advocaat contractenrecht. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 12 maart 2019 uitspraak gedaan over de koop van een boerderij en het schriftelijkheidsvereiste bij de koop van onroerend goed.

De kopers van de boerderij hebben zich op het standpunt gesteld dat de verkopers zich niet op het bestaan van een koopovereenkomst kunnen beroepen, omdat de koop gelet op het bepaalde in artikel 7:2 BW uitsluitend schriftelijk tot stand had kunnen komen, en door partijen geen koopovereenkomst is ondertekend.

Koop van onroerend goed. Is de koop nietig vanwege het ontbreken van een schriftelijke koopovereenkomst? Schriftelijkheidsvereiste en consumentenkoop.

De rechter overweegt ten aanzien van dit beroep op het zogenaamde schriftelijkheidsvereiste als volgt.

Artikel 7:2 lid 1 BW bepaalt dat de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak schriftelijk moet worden aangegaan indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Volgens de jurisprudentie en de wetsgeschiedenis (zie daarvoor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18 november 2014, GHARL:2014:8892 en MvA Parl. Gesch. II, 1995-1996, 23095, nr. 5, p. 12) moet voor de uitleg van het criterium ‘een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ worden aangesloten bij de uitleg van het begrip ‘consument’ in de artikelen 7:5 lid 1, 6:236 en 6:237 BW en de daarbij behorende rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG, in het bijzonder het arrest HvJ EG 20 januari 2005 (C-464/01), EU:C:2005:32.

Daaruit volgt een strikte opvatting van het begrip ‘consument’: “een persoon die een overeenkomst sluit voor een gebruik dat gedeeltelijk op zijn beroepsactiviteit betrekking heeft en daarvan dus slechts gedeeltelijk losstaat, kan zich in beginsel niet op deze bepalingen beroepen.”

Wanneer dit uitgangspunt wordt toegepast op artikel 7:2 lid 1 BW, volgt daaruit dat dit artikel alleen van toepassing is op natuurlijke personen die de koopovereenkomst in het geheel niet (dus ook niet deels!) aangaan voor de uitoefening van hun beroep of bedrijf.

Nu vaststaat dat de kopers de boerderij wilden aanschaffen teneinde daar hun melkveebedrijf te exploiteren, zijn de kopers de koopovereenkomst (ten dele) aangegaan voor de uitoefening van hun bedrijf.

Dit betekent dat dan niet aan het vereiste is voldaan dat de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en dat zodoende de koopovereenkomst niet uitsluitend schriftelijk, maar ook mondeling tot stand kon komen.

Het verweer van de kopers faalt.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het contractenrecht, over de koop van onroerend goed, over het schriftelijkheidsvereiste bij de koop van onroerende goederen of over de nietigheid van een koopovereenkomst vanwege het ontbreken van een schriftelijke koopovereenkomst, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.