Van onze advocaat executeur. De Rechtbank Overijssel heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over een vordering van een legitimaris op de executeur in een nalatenschap.

Afwijzing vordering van de legitimaris tegen executeur in nalatenschap. Voldoen van legitieme portie is een vordering op de erfgenamen en niet op de executeur. De vordering is ingesteld tegen executeur en artikel 136 Rv staat toewijzing in de weg. Dat erfgenaam en executeur één en dezelfde persoon zijn, maakt dit niet anders. Immers: die situatie ligt juist ten grondslag aan artikel 136 Rv.

B is legitimaris en geen erfgenaam.

A is de met het beheer van de nalatenschap belaste executeur.

Aldus laat artikel 4:78 BW zich als volgt lezen:

B kan tegenover A aanspraak maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die zij voor de berekening van haar legitieme portie behoeft. A verstrekt haar desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen.

A stelt dat de aanwezigheid van een boedelbeschrijving maakt dat er voor B al voldoende duidelijkheid bestaat om haar legitieme te kunnen berekenen. Uit de boedelbeschrijving volgt, aldus A dat de nalatenschap negatief is en dat de legitieme portie van B € 0,- bedraagt.

De gewijzigde eis luidt aan B ter beschikking te stellen alle financiële informatie, waaronder alle bankafschriften en andere financiële documenten, die nodig zijn om de legitieme massa vast te stellen, vanaf het vertrek van erflater uit Nederland, zijnde 2002, zulks op verbeurte van een dwangsom.

B voert aan dat de boedelbeschrijving van A d.d. 23 januari 2017 onjuist is. B betwist de vordering die op haar zou bestaan en voert aan dat ook de getuige de vordering betwist die op haar zou bestaan.

B stelt dat aan de activazijde ontbreken: bankrekeningen bij Rabobank en Regionsbank USA, levensverzekeringen bij Nationale Nederlanden en Fidelity, diverse onroerende zaken in de Verenigde Staten van Amerika, aandelen in drie vennootschappen, een wapencollectie, auto’s et cetera.

Ten slotte betwist B de in de boedelbeschrijving opgenomen schuld aan A.

Legitieme en executeur. Voldoen van legitieme portie is een vordering op de erfgenamen en niet op de executeur. Dat erfgenaam en executeur één en dezelfde persoon zijn, maakt dit niet anders.

De rechter oordeelt als volgt.

In de boedelbeschrijving verklaarde A dat de nalatenschap ten tijde van diens overlijden was samengesteld zoals vermeld op de aan de akte gehechte Omschrijving vermogensbestanddelen.

Met betrekking tot de door B genoemde vermogensbestanddelen die ontbreken op de boedelbeschrijving stelt A dat die er niet zijn. A stelt dat door hem een volledige boedelbeschrijving is opgesteld ten overstaan van de notaris.

Ten aanzien van de door B verlangde financiële informatie sinds 2002 brengt A naar voren dat de legitieme wordt berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap op het tijdstip onmiddellijk na overlijden, welke waarde -kort gezegd- kan worden vermeerderd wegens bepaalde giften en verminderde wegens bepaalde schulden.

B maakt niet duidelijk welk belang zij heeft bij de financiële bescheiden en zij onderbouwt dat ook niet, aldus de advocaat van A.

De rechtbank overweegt als volgt.

A heeft een notariële boedelbeschrijving overgelegd.

Artikel 4:78, tweede lid, BW biedt de legitimaris de mogelijkheid aan de kantonrechter te verzoeken de executeur op te doen roepen ten einde de deugdelijkheid van de boedelbeschrijving in tegenwoordigheid van de legitimaris onder ede te bevestigen. B heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

A heeft gesteld dat de door B genoemde vermogensbestanddelen die zouden ontbreken op de boedelbeschrijving, er niet zijn. De rechtbank wijst af de in algemene termen geformuleerde vordering om op straffe van verbeurte van een dwangsom ‘alle financiële informatie’ ter beschikking te stellen.

De rechtbank neemt de boedelbeschrijving tot uitgangspunt.

B betwist de daarin opgenomen vorderingen op haar ad € 38.575,- en € 127.050-. Daarnaast betwist zij de in de boedelbeschrijving opgenomen schuld aan A ad € 452.473,06.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering ad € 127.050,- bestaat. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat oordeel bij arrest van 24 juli 2018 heeft bekrachtigd.

De rechtbank is van oordeel dat bij de huidige stand van zaken kan worden uitgegaan van de juistheid van de in de boedelbeschrijving vermelde vorderingen op B en dat B met betrekking tot die vorderingen geen aanspraak kan maken op inzage en een afschrift van bescheiden.

Dat is anders met betrekking tot de schuld aan A. B stelt in haar akte uitlating na tussenvonnis dat de erflater nooit geld heeft geleend van A. Erflater beschikte, aldus B, over ‘zeer ruim voldoende inkomsten en vermogen’. B stelt dat de schuld aan A ten onrechte wordt opgevoerd om B in haar rechten te korten. A heeft deze stelling in zijn antwoordakte onbesproken gelaten. De post ‘schuld aan A ad € 452.473,06 is veruit het grootste bedrag in de Omschrijving vermogensbestanddelen en daarmee een relevant bedrag voor de berekening van de legitieme.

Ingevolge artikel 4:78 BW kan B tegenover A aanspraak maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die zij voor de berekening van haar legitieme portie behoeft en verstrekt A haar desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen.

Aldus dient A bescheiden aan B ter inzage en in afschrift te verstrekken die betrekking hebben op en inlichtingen te verstrekken over de schuld aan A ad € 452.473,06 per 4 mei 2015. Die vordering zal worden toegewezen als hierna te vermelden.

De vordering om A te veroordelen aan B te voldoen de haar toekomende legitieme, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, zal worden afgewezen.

Een legitimaris heeft een vordering op de erfgenamen. Dit betekent in casu dat B, indien de nalatenschap niet negatief is, een vordering heeft op A en niet op de executeur.

De vordering in reconventie is ingesteld tegen A.

Artikel 136 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) staat aan toewijzing in de weg.

Dat erfgenaam en executeur één en dezelfde persoon zijn, maakt het bovenstaande niet anders. Immers: die situatie ligt juist ten grondslag aan artikel 136 Rv.

Nu partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld zullen de kosten in reconventie worden gecompenseerd en wel aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een nalatenschap, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over de legitieme of over het kindsdeel, over informatieverstrekking over de legitieme voor de berekening van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat executeur of onze advocaat legitieme op 020-3980150.