Van onze advocaat bedrijfsovername. De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 29 november 2017 uitspraak gedaan over de vraag of een overeenkomst tot de verkoop van aandelen was geschonden.

De advocaat van eiseres en Investments waren partij bij een meerpartijenovereenkomst uit 2006. Daarin is vastgelegd dat de opbrengst van het aandelenpakket dat Investments hield in bedrijf B.V. bij verkoop voor 35% zou toekomen aan eiseres. Het pakket is in 2008 verhangen naar Participaties . Het pakket is in 2014 verkocht voor één euro. Eiseres vindt dat deze verkoop in strijd is met de overeenkomst in 2006, in elk geval als deze wordt uitgelegd volgens de Haviltex-norm, terwijl los van de overeenkomst een tegenover haar geldende zorgplicht is geschonden.

De advocaat van eiseres eist een verklaring voor recht dat Investments en Participaties toerekenbaar tekort geschoten zijn in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de meerpartijenovereenkomst uit 2006, een veroordeling van alle gedaagden (hoofdelijk) tot betaling van de schade (ex artikel 6:74 BW) op te maken bij staat, met een voorschot van een half miljoen euro, tot betaling (steeds met wettelijke rente) van buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.

Uit de stellingen van eiseres is op te maken dat zij, naast toerekenbaar tekort schieten, ook het plegen van een onrechtmatige daad aan de eis ten grondslag legt, omdat zij een buiten de overeenkomst bestaande zorgplicht die rust op Investments en Participaties geschonden acht.

Het vertrekpunt bij het vaststellen van de contractuele plichten van Investments (en later ook Participaties ) is de tekst van de meerpartijenovereenkomst van 12 juni 2006, waarvan de in 3.6 geciteerde bepalingen in deze zaak belangrijk zijn. De Haviltex-maatstaf is van toepassing.

De advocaat van eiseres heeft gewezen op het volgende dat zij van belang acht bij het toepassen van deze Haviltex-maatstaf:

Tijdens de onderhandeling over het afsluiten van de meerpartijenovereenkomst wilde eiseres zekerheden gesteld zien in relatie tot de (kort gezegd) informatieverplichting van Investments (artikel 4.3 en 4.4). Toen dat onbespreekbaar bleek, wilde zij een boetebeding zetten op die verplichting van Investments . Investments liet op 18 mei 2006 weten dat ook niet te aanvaarden en vervolgde met: Wel zijn wij bereid u in een vroegtijdig stadium informatie te verstrekken over een voorgenomen verkoop en de condities waaronder de verkoop mogelijk plaats kan vinden. Uiteraard dient namens eiseres c.s. een geheimhoudingsverklaring te worden ondertekend.

Op 8 mei 2006 laat Investments weten aan eiseres dat de in de meerpartijenovereenkomst opgenomen ‘beheervergoeding’ voor Investments van € 50.000,- per jaar – die zou worden afgetrokken van het bedrag dat eiseres zou krijgen bij verkoop van het aandelenpakket door Investments – inhield een ‘beheervergoeding voor het aandelenbelang’.

Uit het eerste leidt eiseres af dat haar in de overeenkomst is toegezegd dat zij vooraf door Investments zou worden geïnformeerd over niet alleen de voorgenomen verkoop van het aandelenpakket als zodanig, maar ook over de condities waaronder die zou plaatsvinden.

Uit het tweede leidt eiseres af dat Investments haar beschouwde als aandeelhouder – hoewel zij dat al niet meer was in 2006 – en met haar gerechtvaardigde belangen rekening diende te houden.

Overeenkomst tot overdracht van aandelenpakket geschonden?

Beide elementen waarop eiseres wijst, worden door de rechtbank niet gezien als relevant voor de uitleg van de meerpartijenovereenkomst.

Eiseres heeft onweersproken gelaten dat de onderhandelingen nog niet waren afgerond op 18 mei 2006 en dat de bereidheid van Investments om eiseres ook voorafgaand aan de verkoop van de aandelen te informeren over de condities waaronder die verkoop kon plaatsvinden niet in de overeenkomst is terechtgekomen. Dat dit geen verschrijving is geweest, leidt de rechtbank af uit het gegeven dat ook de in dit verband door Investments verlangde geheimhoudingsplicht van eiseres niet in de overeenkomst is opgenomen. Voor de rechtbank weegt zwaar dat aan beide zijden is onderhandeld met ondersteuning door advocaten, zodat ervan uitgegaan moet worden dat het onderhandelingsresultaat correct in de overeenkomst is verwoord. De conclusie die de rechtbank trekt, is dat Investments geen verder strekkende informatieplicht op zich heeft genomen dan is verwoord in de meerpartijenovereenkomst en dat eiseres daarvan ook niet mocht uitgaan. Verdere stellingen van eiseres die zouden kunnen voeren tot een andere conclusie zijn er niet.

Uit de woorden die eiseres citeert (beheervergoeding voor het aandelenbelang) kan zeker niet worden afgeleid, wat zij erin leest: dat Investments een vergoeding berekende aan eiseres, omdat zij hem nog steeds als (economisch) aandeelhouder beschouwde en dus de verplichting op zich nam haar gerechtvaardigde belangen als aandeelhouder te behartigen.

Ten eerste had eiseres al drie jaar niet meer de positie van aandeelhouder. Na de verkoop van alle aandelen in 2003 had eiseres niet meer dan een achtergestelde lening op de BW. Waarom dan het recht van aandeelhouder als het ware zou herleven in haar relatie met de Investments is niet zonder meer duidelijk. Eiseres heeft het niet anders toegelicht dan door te wijzen op de beheervergoeding. Maar zo’n vergoeding is niet ongebruikelijk als een bank als aandeelhouder participeert in een vennootschap. Van eiseres had (veel) meer uitleg verwacht mogen worden waarom Investments haar als een soort aandeelhouder wilde zien en waarom zij bereid zou zijn te zorgen voor de daarbij horende gerechtvaardigde belangen van eiseres. Niet onbelangrijk is, dat hiervan werkelijk helemaal niets in de meerpartijenovereenkomst is terug te vinden. Ten slotte is van belang te constateren dat Investments en eiseres een parallel belang hadden: in de meerpartijenovereenkomst staat in de kern niet meer dan dat zij de opbrengst van de aandelenverkoop zullen delen, waarbij Investments 65% krijgt en eiseres 35%. Dus beide profiteren van een zo hoog mogelijke opbrengst. Het is daarom niet duidelijk hoe Investments dan, naast wat is vastgelegd in de overeenkomst , de gerechtvaardigde belangen van eiseres zou moeten dienen, want die liepen parallel aan de hare.

De slotsom is dat de rechtbank uitgaat van de tekst van de bepalingen in de meerpartijenovereenkomst die zijn geciteerd in 3.6 bij het vaststellen van de verplichtingen van Investments tegenover eiseres om de vraag te kunnen beantwoorden of van een toerekenbare tekortkoming sprake is.

 Uit de in 3.6 geciteerde tekst blijkt niet dat aan eiseres ook maar enige vorm van inspraak toekomt, zoals gedaagden terecht betogen. Haar recht op informatie over het voornemen van Investments het aandelenpakket te verkopen heeft blijkbaar niet tot doel dat eiseres kan meepraten. In het verlengde daarvan heeft eiseres geen inbreng in de beslissing van Investments al dan niet te verkopen. Zij heeft evenmin zeggenschap over het voornemen van Investments tot een verkoop, of over het ontwikkelen van dat voornemen. Eiseres moet afwachten volgens de overeenkomst en dat is alles. Ook daarna heeft eiseres geen ander recht dan recht op inzage en controle van de gemaakte berekening, niet op bezwaar tegen bijvoorbeeld de prijsstelling. Dit bevestigt dat in artikel 4.3 van de meerpartijenovereenkomst niet méér is bedoeld dan dat eisere op de hoogte wordt gesteld.

Haar verwijten aan het adres van Investments / Participaties dat in 2011 had moeten worden verkocht aan A stranden hierop meteen. Eiseres heeft hier helemaal niets in te brengen. Precies hetzelfde geldt voor haar verwijten dat niet is verkocht aan de B.V. in 2013. Dat wordt niet anders door de opdracht aan het adviesbureau de mogelijkheden tot verkoop te onderzoeken. Deze opdracht is het prerogatief van de aandeelhouders van het bedrijf; eiseres staat daar geheel buiten. De opdracht valt bovendien buiten de reikwijdte van artikel 4.3 van de overeenkomst: het gaat niet om een zodanig concreet voornemen om tot vervreemding van de aandelen over te gaan dat eiseres geïnformeerd moet worden.

Eiseres had wél geïnformeerd moeten worden over het concrete voornemen tot verkoop. Wanneer dat precies had gemoeten, kan de rechtbank in het midden laten; het was in ieder geval niet pas twee dagen na het sluiten van de verkoopovereenkomst. Investments / Participaties heeft haar verplichting in artikel 4.3 van de meerpartijenovereenkomst om eiseres op tijd te informeren geschonden, wat een tekortkoming is.

Deze tekortkoming blijft echter zonder financiële consequenties. Op overtreding van deze verplichting stelt de meerpartijenovereenkomst in de eerste plaats geen sanctie, terwijl eiseres in de tweede plaats niet duidelijk heeft gemaakt welk nadeel zij heeft ondervonden. Meepraten mocht zij toch niet en een recht op invloed is haar dus niet ontnomen.

Investments / Participaties heeft na het informeren van eiseres wel voldaan aan de verplichtingen in artikel 4.4. [eiseres] heeft in reactie op het betoog daarover van gedaagden bij repliek niet laten weten in welk opzicht dit artikel is overtreden. Ook daardoor is niet gesteld welk nadeel [eiseres] heeft geleden door het overtreden van artikel 4.3.

De rechtbank overweegt dat gedaagden terecht stellen dat eiseres geen recht heeft op inzage van de gevraagde correspondentie, gespreksverslagen en conceptovereenkomsten, voorafgaande aan de op 12 maart 2014 gesloten overeenkomst. In die inzage is niet voorzien in de overeenkomst.

De slotsom is dat aan Investments / Participaties niet met succes kan worden verweten dat zij de relevante bepalingen van de meerpartijenovereenkomst heeft geschonden. Bij een verklaring voor recht daarover – te baseren op overtreding van artikel 4.3 – heeft eiseres geen belang, bij gebrek aan financiële gevolgen van die overtreding.

Dan resteert de vraag of – los van de tekst – de strekking van de overeenkomst meebrengt dat het verkoopbedrag reëel moet zijn en een te laag bedrag kan leiden tot een recht van eiseres op schadevergoeding door Investments / Participaties . Dat zou het geval kunnen zijn als Investments / Participaties op dit punt de gerechtvaardigde belangen van eiseres opzettelijk of roekeloos zou hebben geschonden of genegeerd, hem aldus benadelend. Dat Investments / Participaties dit zou doen, is niet erg waarschijnlijk, omdat haar belangen bij een optimale verkoopprijs parallel lopen aan die van eiseres : zij krijgen beide een deel van de verkoopopbrengst.

Het is aan eiseres om voldoende gemotiveerd te stellen dat Investments / Participaties de strekking van de overeenkomst in dit opzicht hebben geschonden. In die stelplicht is eiseres tekort geschoten. Gedaagden hebben ampel uitgelegd waardoor de verkoopprijs niet meer dan één euro was en hebben ook de lotgevallen van het bedrijf daarna beschreven, die het redelijke van deze prijs bevestigen. Daar heeft eiseres veel te weinig tegenover gesteld. Het wijzen op eerdere hogere biedingen – op onderdelen van de groep vennootschappen waarvan het bedrijf de moedermaatschappij was – is alleen al niet van belang, omdat die zijn uitgebracht toen de fraude bij het bedrijf nog niet was ontdekt. Eiseres] stelt tegenover de ampele uitleg in de conclusie van antwoord door gedaagden niet veel meer dan dat gedaagden hun stellingen niet onderbouwen, de verkoopprijs niet vanzelfsprekend is en een andere keus gemaakt had kunnen worden.

Dat gedaagden hun stellingen niet onderbouwden, is niet wat de rechtbank las in de conclusie van antwoord. De opmerking van eiseres miskent bovendien dat zij de stelplicht heeft. Dat de verkoopprijs niet vanzelfsprekend is, is een opmerking die aan die stelplicht niet voldoet. Dat een andere keus gemaakt had kunnen worden, levert nog geen tekortkoming van Investments / Participaties op en dus ook geen recht van eiseres tot schadevergoeding. Als eiseres bedoelt dat een andere keus gemaakt had moeten worden, voldoet zij niet aan haar stelplicht, omdat zij niet uitlegt welke keus dat precies was en hoe die past bij alle omstandigheden van het geval.

De slotsom is dat Investments / Participaties niet tekort geschoten is in haar verbintenissen tegenover eiseres uit de meerpartijenovereenkomst, met uitzondering van haar plicht eiseres voor de verkoop te informeren over het voornemen daartoe, maar daardoor heeft eiseres geen schade geleden.

Eiseres heeft betoogd dat Investments / Participaties tegenover haar een buitencontractuele zorgplicht heeft om haar gerechtvaardigde belangen als gewezen aandeelhouder te respecteren. Wat hiervoor aan de orde was, levert volgens eiseres (ook) een schending op van deze zorgplicht en daarmee een onrechtmatige daad tegenover haar.

De door eiseres gestelde zorgplicht bestaat niet. De rechtsverhouding tussen haar en Investments / Participaties wordt uitsluitend door de inhoud en de strekking van de meerpartijenovereenkomst bepaald. En die overeenkomst is niet geschonden, op overtreding van artikel 4.3 na. Maar die schending heeft geen financiële consequenties. Vorderingen die gebaseerd zijn op een verder strekkende buitencontractuele zorgplicht slagen niet.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de overdracht van een aandelenpakket, over de overdracht van een onderneming of bedrijf, of over de overdracht van de activa en/of passiva van een onderneming, belt u dan gerust onze advocaat bedrijfsovername op 020-3980150.