Van onze advocaat bedrijfsovername. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan over het wel of niet bestaan van een non-concurrentiebeding na de overname van een onderneming.
De grieven strekken tot het betoog dat appellante niet toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomsten. Volgens appellante is tussen partijen niet een non-concurrentiebeding overeengekomen dat door appellante is geschonden.
Non-concurrentiebeding na overname onderneming? Uitleg van de overnameovereenkomst
Met toepassing van de Haviltex-maatstaf overweegt het hof dienaangaande als volgt. In de overnameovereenkomst is niet met zoveel woorden een non-concurrentiebeding opgenomen. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst over non-concurrentie niet hebben gesproken of onderhandeld. De vraag is of in de overeenkomst van partijen niettemin besloten ligt dat appellante geïntimeerde na de overname niet zou beconcurreren.
Voor de beantwoording van deze vraag is allereerst van belang wat de bedoeling van partijen was met de overnameovereenkomst.
Partijen hebben eerst onderhandeld over een gedeeltelijke overname, maar uiteindelijk heeft geïntimeerde in feite de gehele onderneming van appellante ter zake de verkoop, levering en plaatsing van afrasteringen overgenomen (dealerschap, inventaris, machines, voorraden en goodwill). Dat geïntimeerde niet ook de bedrijfsnaam heeft overgenomen, valt te verklaren doordat binnen de B.V. ook andere bedrijfsactiviteiten werden ondernomen. Voortaan zou appellante (alleen) zich bezig houden met het verkopen van de afrasteringen, zoals de bestuurder van de onderneming tijdens het pleidooi heeft verklaard.
In deze context moeten de bepalingen over goodwill en provisie in de overnameovereenkomst worden bezien. Dat appellante goodwill – de gekapitaliseerde waarde van de winstcapaciteit van een onderneming – heeft overgedragen aan geïntimeerde brengt niet zonder meer mee dat geïntimeerde mocht verwachten dat appellante zich zou onthouden van concurrerende activiteiten waarmee inbreuk wordt gemaakt op deze winstcapaciteit.
Wel is dit bij de onderhavige beoordeling een belangrijke factor. Uit de verklaringen van de bestuurder van de onderneming en de geïntimeerde tijdens het pleidooi leidt het hof af dat zij de overnameovereenkomst gezamenlijk met hun boekhouders hebben opgesteld, maar dat zij geen juridische bijstand hebben gehad. Dat in de overnameovereenkomst niet tevens niet met zoveel woorden een non-concurrentiebeding is opgenomen, is daarom van minder betekenis. In de overnameovereenkomst is bepaald dat geïntimeerde € 100.00,00 betaalt als goodwill. Dat aan dit bedrag geen nauwkeurige berekening ten grondslag ligt, doet er niet aan af dat partijen overeengekomen zijn dat goodwill wordt overgedragen.
De advocaat van appellante stelt dat de bepaling over goodwill in de overnameovereenkomst is opgenomen omdat geïntimeerde anders de financiering niet rond kreeg. Daargelaten dat geïntimeerde dit gemotiveerd heeft betwist, zodat dit niet vast staat, doet ook dit er niet aan af dat partijen overeengekomen zijn dat goodwill wordt overgedragen. De advocaat van appellante heeft aangevoerd dat het begrip goodwill niet gedefinieerd is in de overnameovereenkomst. Aan dit argument gaat het hof voorbij. Gesteld noch gebleken is dat appellante destijds niet begreep wat onder goodwill moet worden verstaan.
Voorts is van belang dat partijen een provisieregeling zijn overeengekomen. De bestuurder van de onderneming (appellante) zou zich voortaan (alleen) bezig houden met het verkopen van de afrasteringen, en wel op provisiebasis. Geïntimeerde zou vervolgens de afrasteringen plaatsen. De gedachte was ook dat geïntimeerde de exclusieve dealerschap van appellante zou overnemen zodat hij (in plaats van appellante) hoge kortingen kon geven. De opbrengsten uit de verkoop en plaatsing van afrasteringen zouden dus ten goede komen aan geïntimeerde, terwijl appellante een percentage van de verkoopsom zou krijgen als beloning voor verrichte verkoopactiviteiten. Gelet op deze taakverdeling was het niet nodig in de overnameovereenkomst te bepalen dat geïntimeerde de klantenkring van appellante overnam. Immers, doordat appellante het verkopen zou gaan doen, zou zij de klanten naar geïntimeerde brengen. Wie het initiatief heeft genomen tot de overname acht het hof niet relevant. Gelet op de verklaringen van partijen is duidelijk dat zij beide voordelen zagen in deze (nieuwe) taakverdeling.
Partijen hebben aanvankelijk ook uitvoering gegeven aan de overnameovereenkomst als hiervoor inhoudelijk geschetst. Appellante heeft verkopen gedaan voor geïntimeerde, waarvoor geïntimeerde haar provisie heeft betaald. Geïntimeerde heeft een overzicht gegeven van de opdrachten die als gevolg van bemiddeling door appellante tot zijn gekomen in zijn akte na tussenvonnis en, onbetwist door appellante, gesteld dat hij daarvoor de factuur aan appellante heeft betaald. Ook heeft appellante, zoals de gedachte was, geïntimeerde geïntroduceerd bij dealers als haar opvolger. Eerst toen er een geschil over provisie ontstond, in verband met opdrachten van is appellante geïntimeerde gaan beconcurreren (met gebruikmaking van de dealerschap en dus de hoge kortingen).
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat geïntimeerde redelijkerwijs mocht verwachten dat appellante hem niet zou gaan beconcurreren, en dat appellante dit begreep en ook heeft moeten begrijpen. Dat volgt in het bijzonder uit het feit dat geïntimeerde in feite de gehele onderneming van appellante heeft overgenomen, de (nieuwe) taakverdeling tussen partijen, de bepalingen over goodwill en provisie en de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan de overnameovereenkomst (totdat zij daarover een geschil kregen).
De grieven falen derhalve. Mede in aanmerking genomen dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst over non-concurrentie niet hebben gesproken of onderhandeld, is bewijslevering niet aan de orde.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u vragen over de overname van een onderneming of bedrijf, over een aandelenoverdracht, of over de overdracht van de activa en/of passiva van een onderneming, belt u dan gerust onze advocaat bedrijfsovername op 020-3980150.