Van onze advocaat contractenrecht. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 maart 2017 uitspraak gedaan over het verhaal op aandelen in een besloten vennootschap.

De door de rechtbank vastgestelde feiten kunnen als volgt worden samengevat.

Appellant is bij vonnis van 23 juli 2014 veroordeeld tot betaling aan geïntimeerde van € 388.214,-, te vermeerderen met wettelijke rente alsmede tot betaling van de proceskosten. Bij arrest van dit hof van 11 augustus 2015 is dit vonnis bekrachtigd en is appellant veroordeeld in de proceskosten (€ 16.760,33) van het hoger beroep. Het arrest is aan appellant betekend en in kracht van gewijsde gegaan. Appellant heeft geen gevolg gegeven aan deze veroordeling

Appellant is enig aandeelhouder van een onderneming, een besloten vennootschap (BV). De advocaat van geïntimeerde heeft executoriaal beslag gelegd op deze aandelen in de BV. Vervolgens heeft geïntimeerde het verzoek gedaan ex artikel 474g Rv om te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van deze aandelen zal worden overgegaan en op welke wijze en onder welke voorwaarde deze verkoop zal dienen plaats te vinden.

Ingevolge artikel 3:276 BW kan geïntimeerde haar vordering op alle goederen van appellant verhalen en dus ook op de aandelen die appellant houdt in het kapitaal van de BV. Geïntimeerde is in beginsel vrij in haar keuze van het verhaalsobject. Appellant stelt dat geïntimeerde misbruik maakt van haar verhaalbevoegdheid door zich te willen verhalen op de aandelen in de BV. De advocaat van appellant wijst in dit verband niet op andere verhaalsobjecten in het vermogen van appellant. Evenmin doet appellant in dit verband een beroep op de voorgestelde betalingsregeling van € 5.000,- per maand.

Het is aan appellant om voldoende gemotiveerd feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat geïntimeerde misbruik maakt van haar verhaalbevoegd door zich te verhalen op de aandelen in de BV,

De advocaat van appellant heeft in dit verband gesteld dat de aandelen in de BV geen waarde hebben. Dit wordt niet ondersteund door de cijfers in de door appellant overgelegde jaarrekening 2014. Uit deze cijfers kan niet anders worden afgeleid dan dat de BV over 2014 een resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening heeft behaald van € 239.786,- en over 2014 € 119.391,- Appellant heeft de jaarstukken 2015 en 2016 niet in het geding gebracht en ook geen cijfers over 2017.

Het voorgaande voert tot de conclusie dat appellant haar stelling dat de aandelen geen waarde vertegenwoordigen onvoldoende heeft onderbouwd zodat het hof bij de beoordeling of geïntimeerde misbruik maakt van haar verhaalbevoegdheid zal uitgaan van een positieve executieopbrengst.

Uit het bovenstaande volgt dat appellant haar verweer dat de voorgenomen executie door geïntimeerde van de aandelen in de BV misbruik van bevoegdheid oplevert onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij heeft bovendien ter zake niet, althans niet voldoende concreet en specifiek, bewijs aangeboden. Het verweer wordt daarom door het hof wordt verworpen.

Het voorgaande brengt mee dat geïntimeerde bevoegd is zich te verhalen op de aandelen in de BV. Appellant heeft deze executie uitgelokt door haar schuld aan geïntimeerde niet vrijwillig te voldoen. De kosten van de uitwinning komen dan ten laste van appellant.

Heeft u vragen over beslag op aandelen, de executie van een vonnis of het verhalen van een vordering, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.