Van onze advocaat aandeelhouder ondernemingsrecht. Op 24 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan over een verzoek van de meerderheidsaandeelhouder in een BV tot het bijeenroepen van de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) met agendering van het ontslag en de benoeming van een bestuurder van de onderneming.

De advocaat van gedaagde heeft een niet-ontvankelijkheidverweer gevoerd en in dat kader aangevoerd dat niet het onderhavige kort geding aangewezen is, maar dat wanneer de aandeelhouder LH twijfelt aan de juistheid van het door de onderneming L of door de bestuurder van de onderneming K gevoerde beleid, de bijzondere rechtsgang bij de Ondernemingskamer dient te worden gevolgd.

De advocaat van LH heeft als verweer daartegen aangevoerd dat gevorderd wordt haar als meerderheidsaandeelhouder te machtigen een algemene vergadering bijeen te roepen. Bij toewijzing van die vordering zal de aandeelhouder LH zelf in de hand hebben of de bestuurder van L wordt ontslagen en een nieuwe bestuurder wordt benoemd. Dat heeft haar voorkeur ten opzichte van een procedure bij de Ondernemingskamer die altijd een onderzoek met zich zal brengen en daarmee extra kosten.

Het verweer van gedaagde wordt door de voorzieningenrechter verworpen, nu tot kennisneming van verzoeken op basis van artikel 2:220 BW in beginsel bevoegd is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens arrondissement de vennootschap is gevestigd (artikel 995 lid 1 Rv.) Het is de voorzieningenrechter gebleken dat sprake is van een vertrouwensbreuk tussen partijen. De relevante feiten en omstandigheden die door partijen in dit kader zijn aangevoerd zullen hierna voor zover van belang deel uitmaken van de te maken belangenafweging, maar maken niet dat vooruitlopend op de beoordeling van het verzoek tot machtiging en agendering uitsluitend of bij uitstek de Ondernemingskamer bevoegd zou zijn een voorziening te treffen.

Het spoedeisend belang bij de vorderingen ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter, anders dan door gedaagde heeft betoogd, voldoende besloten in de stelling van LH dat zij gedaagde heeft verzocht een algemene vergadering te plannen met twee agendapunten en dat gedaagde daartoe niet is overgegaan, zodat niet binnen de in artikel 2:220 lid 1 BW genoemde termijn van vier weken na het verzoek een algemene vergadering heeft plaatsgevonden.

De vordering van LH strekkende tot een machtiging om een algemene vergadering van L bijeen te roepen betreft een verzoek als bedoeld in artikel art 2:220 BW.

Dat artikel dient ertoe alle vergadergerechtigden het recht te verlenen om een aandeelhoudersvergadering te forceren. Het recht is met name bedoeld voor situaties waarin aandeelhouders informatie wensen te verkrijgen, zodat aandeelhouders het verkrijgen van die informatie, nodig voor het uitvoeren van hun controlerende taak of van andere taken en bevoegdheden, af kunnen dwingen.

In het onderhavige geval is aanleiding van het verzoek het voornemen van LH om K te ontslaan als bestuurder en een nieuwe bestuurder te benoemen. Ook voor een dergelijk doel kan, afhankelijk van de omstandigheden, het verzoek van aandeelhouders dienen.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan de in voornoemd artikel genoemde voorwaarde ter zake het aandelenkapitaal is voldaan, nu LH meer dan een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt. Vaststaat immers dat LH thans 72,56% van de aandelen in L houdt.

Op de vraag of vooruitgelopen kan of moet worden op de door [gedaagden] gewenste overdracht van alle aandelen en in hoeverre dat thans aan toewijzing van de vordering in de weg zou kunnen of moeten staan, komt de voorzieningenrechter hierna nog terug.

Voorts heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat niet in geschil is dat LH bij brief van 28 februari 2017 het bestuur van L onder opgave van de te behandelen onderwerpen, heeft verzocht tot bijeenroeping van een algemene vergadering over te gaan, zodat ook aan het vereiste ten aanzien van het schriftelijke verzoek aan het bestuur van de vennootschap is voldaan.

Gelet op de in artikel 2:220 BW genoemde aspecten of het bestuur een zwaarwichtig belang heeft aangevoerd om geen gevolg te hebben gegeven aan het voornoemde verzoek en of de verzoekende aandeelhouders een redelijk belang hebben bij het verzoek, welke aspecten relevant zijn voor de beoordeling van de vordering, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

Uitgangspunt in de wet en in statuten is dat iedere bestuurder te allen tijde kan worden ontslagen door het orgaan dat bevoegd is tot benoeming over te gaan.

Niet in geschil is dat de algemene vergadering in het onderhavige geval het bevoegde orgaan is om tot benoeming en ontslag van de bestuurder van L over te gaan, waarbij geldt dat de te nemen besluiten moeten worden genomen in een algemene vergadering, waarin ten minste twee/derde van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen.

Vooralsnog betekent dit dat LH, als meerderheidsaandeelhouder met meer dan twee/derde van de aandelen in L, in beginsel bevoegd zou zijn haar zeggenschap aan te wenden om het ontslag van K als bestuurder van L te effectueren. In haar wens van die mogelijkheid gebruik te maken ligt haar belang bij het verzoek besloten.

Gedaagden poogt het door LH beoogde ontslag van K als bestuurder van L te voorkomen door te weigeren gevolg te geven aan het verzoek tot het bijeenroepen van een algemene vergadering met de door LH aangedragen agendapunten.

Afhankelijk van de omstandigheden kan het belang van een vennootschap met zich brengen dat zij beschermd wordt tegen het ontslag van haar bestuurder.

In dit kort geding is echter niet voldoende aannemelijk dat de bodemrechter, later oordelend, tot het oordeel zal komen dat LH niet zal of had mogen overgaan tot het ontslag van K, gelet op hetgeen door gedaagde is aangevoerd. Daarop kan in het kader van het thans voorliggende vorderingen dus ook niet vooruit gelopen worden. Het voorkomen van het ontslag van K als bestuurder van L kan in de hiervoor beschreven situatie niet worden aangemerkt als een zwaarwegend belang van de vennootschap dat aan toewijzing van de vordering in de weg staat. In beginsel is het niet gerechtvaardigd een weigering om een algemene vergadering bijeen te roepen te gebruiken als beschermingsconstructie ter voorkoming van de stemming over het ontslag en de benoeming van een nieuwe bestuurder.

Een afweging van de belangen, uitgaande van het beperkte karakter van de procedure en de beperkte hoeveelheid vaststaande feiten, maakt niet dat in het onderhavige geval bij wijze van voorziening grond bestaat de vordering van LH af te wijzen, enkel om daarmee tegemoet te komen aan het belang van gedaagde om het ontslag van K als bestuurder te voorkomen. Gelet op de ruime bevoegdheden die een algemene vergadering in beginsel heeft in het kader van benoeming en ontslag is onvoldoende aannemelijk dat zij van haar bevoegdheden in het onderhavige geval geen gebruik zou mogen maken.

Uiteraard heeft het vervangen van een bestuurder in de praktijk gevolgen voor een onderneming, maar die kwalificeren niet steeds als zodanig zwaarwegend dat die zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de aandeelhouders, in een situatie waarin, zoals hiervoor reeds overwogen, uitgangspunt is dat deze aandeelhouders te allen tijde een bestuurder moeten kunnen ontslaan. Een zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 2:220 BW levert het in dit geval niet op.

Nu het verzoek tot het machtigen van LH als aandeelhouder tot het bijeen roepen van een algemene vergadering verband houdt met een bevoegdheid van LH op grond van de statuten, dient het belang van LH bij deze stand van zaken naar voorlopig oordeel zwaarder te wegen dan het belang van L of K bij het voorkomen van de algemene vergadering en agendering van het ontslag.

De omstandigheid dat K ook acteert als minderheidsaandeelhouder is in dit oordeel meegewogen, maar maakt de uitkomst van de belangenafweging niet anders.

De vordering tot machtiging van LH zal op grond van het voorgaande worden toegewezen.

Heeft u vragen over aandeelhouders in het ondernemingsrecht, de bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) of over het ontslag van een bestuurder van een onderneming, belt u dan gerust met onze advocaat aandeelhouder ondernemingsrecht op 020-3980150.