Het Gerechtshof Den Haag heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de vraag wie rechthebbende op het saldo op een buitenlandse bankrekening was en over het aanvangstijdstip waarop de wettelijke rente is gaan lopen bij een onrechtmatige daad.

Het hof stelt het volgende voorop.

Als uitgangspunt heeft te gelden dat de tenaamstelling van een bankrekening slechts van belang is voor de relatie tussen de tenaamgestelden en de bank.

In het geval een bankrekening op naam van twee personen is gesteld, geeft deze tenaamstelling nog geen uitsluitsel over de rechten en plichten van de tenaamgestelden onderling met betrekking tot het saldo van die bankrekening.

Indien dit tussen partijen in geschil is, is van belang door wie de bankrekening is gevoed en wat de bedoeling van partijen is geweest (Hoge Raad, 9 februari 2007, LJN AZ6525 en Hof Den Bosch GHSHE:2013:2325)

Wie was rechthebbende op het saldo op een buitenlandse bankrekening? Door wie is de bankrekening gevoed? Onrechtmatig gebruik van gelden uit een nalatenschap. Aanvangstijdstip waarop wettelijke rente is gaan lopen bij onrechtmatige daad.

De rechter oordeelt als volgt.

Wie is rechthebbende?

De vrouw betoogt in haar eerste grief dat de rechtbank ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat de centrale vraag in deze zaak is wie de rekening heeft gevoed.

Volgens de vrouw is doorslaggevend wat de bedoeling van partijen is geweest ten aanzien van het saldo op de gemeenschappelijke rekening.

Het hof stelt vast dat de vrouw aan haar stelling dat zij gerechtigd is tot het saldo op de rekening expliciet ten grondslag legt dat dit saldo van haar afkomstig is.

De vrouw stelt dat zij een gedeelte van haar kunstverzameling begin jaren ’80 met behulp van erflater succesvol heeft verkocht en dat zij uit deze verkopen een bedrag van HFL 240.000,- heeft ontvangen.

Dit bedrag is door erflater op haar verzoek eind september 1983 op een op zijn naam gestelde bankrekening bij de bank gestort.

Dit aan haar toekomende bedrag is door beleggingen vermeerderd. Het bedrag van € 439.022,97 dat door erflater op 15 juni 2007 contant van de rekening is opgenomen was de resultante van het bedrag dat erflater 24 jaar eerder voor haar had gestort.

Dit bedrag is vervolgens door de vrouw op de rekening gestort.

Gelet op het betoog van de vrouw blijft naar het oordeel van het hof doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag wie rechthebbende is op het saldo van de rekening uit wiens vermogen dit saldo is gevoed, met andere woorden van wie het bedrag dat tot het uiteindelijke saldo op de rekening heeft geleid, afkomstig was.

Door de vrouw is immers niet betwist dat het uiteindelijke saldo op de rekening zijn oorsprong heeft in het tegoed op een rekening waartoe alleen erflater gerechtigd was – de 257-rekening – en dat dit uiteindelijk langs het onder de vaststaande feiten beschreven traject van overboekingen, opnamen en stortingen bij de UBS-bank tot het saldo op de 118-rekening heeft geleid.

De stellingen omtrent de bedoeling van partijen die de vrouw naar voren brengt hebben geen zelfstandige betekenis, in die zin dat zij in haar betoog niet de grondslag vormen voor haar aanspraak op het saldo.

Wettelijke rente

De grief betreft verder de veroordeling tot betaling van wettelijke rente vanaf de datum van overlijden van de erflater.

De vrouw voert aan dat wettelijke rente pas toewijsbaar is met ingang van de dag dat zij in verzuim is en dat dit verzuim pas is ingetreden op de dag van het bestreden vonnis, omdat hiervoor niet duidelijk was wie in het ongelijk zou worden gesteld.

Het hof overweegt als volgt.

De verbintenis tot betaling van de vrouw vloeit voort uit onrechtmatig handelen.

Het verzuim treedt in wanneer de vordering opeisbaar is en niet terstond wordt nagekomen.

Wanneer de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is, hangt af van het moment waarop de schade wordt geacht te zijn geleden.

Het hof is van oordeel dat dit tijdstip is gelegen op de datum van overlijden van erflater.

De vrouw wist of behoorde te weten dat het saldo haar niet toekwam.

Zij heeft echter na het overlijden geen melding van het saldo gedaan bij de haar bekende executeurs, maar is zelf direct als rechthebbende over het saldo gaan beschikken.

Zij heeft de executeurs de mogelijkheid onthouden naar eigen inzicht het beheer te voeren over de rekening.

Naar het oordeel van het hof is de vrouw de wettelijke rente met ingang van de datum van overlijden verschuldigd.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat kindsdeel over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over rentevergoeding of de wettelijke rente in het erfrecht, belt u dan gerust onze advocaat kindsdeel op 020-3980150.

Wilt u meer weten over het kindsdeel, bezoek dan onze website over het kindsdeel. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.